Inbedrijfstelling
8
Opstarten
Nu kunt u het systeem starten en de laatste instellingen en aanpassingen maken.
8.1
Het systeem starten
Stel de warmtepomp via het menu INFORMATIE -> BEDRIJF in op de gewenste bedrijfsmodus. De volgende bedrijfsmodi zijn beschikbaar:
Parameter
Betekenis
De installatie is volledig uitgeschakeld. De modus wordt ook gebruikt om bepaalde alarmen te bevestigen. Om UIT te selecteren als bedrijfsmodus drukt
(UIT)
u één keer op het minteken om één stap omlaag te gaan en drukt u één keer op de rechterpijl. Druk op ANNULEREN om naar het startpunt terug te keren
zonder wijzigingen door te voeren.
AUTO
Automatisch bedrijf met zowel warmtepomp als bijverwarming toegestaan. Als het aantal vermogensstappen voor bijverwarming op nul is ingesteld
(SERVICE -> BIJVERWARM. -> MAX STAP), kan alleen AUTO of COMPRESSOR worden geselecteerd als bedrijfsmodus.
COMPRESSOR
Bedrijf met alleen een compressor toegestaan. (Geen warmwaterproductie, bedrijf met bijverwarming niet toegestaan.)
BIJVERWARM.
Bedrijf met alleen bijverwarming toegestaan.
WARMWATER
Bedrijf met warmtepomp voor warmwaterproductie en bijverwarming tijdens doorverwarming (antilegionellafunctie).
HANDMATIG
Alleen weergegeven als de waarde voor HANDMATIG is ingesteld op 2 in het menu SERVICE. Uitgangen die onderdelen aansturen worden handmatig
geactiveerd.
N
N
Let op
8.2
Het verwarmingssysteem aanpassen
Het kan nodig zijn om de instellingen van de circulatiepomp aan te passen aan het verwarmingssysteem, zoals een vloerverwarmingssysteem of radiatorsysteem. Het temperatuurver-
schil (het verschil tussen de aanvoerleiding en de retourleiding) moet 7-10 °C bedragen. Als dit niet wordt bereikt, moet mogelijk de flow van de circulatiepomp worden bijgesteld,
afhankelijk van het gebruikte verwarmingssysteem.
De circulatiepomp moet zorgen voor voldoende flow in het systeem. Dit is nodig om ontdooiing van het buitengedeelte te waarborgen en om de warmtepomp te laten starten.
Voldoende flow wordt aangegeven met een "F" in de standaardweergave (flowsensor gesloten).
N
24
Atec
Houd er rekening mee dat het enige tijd duurt voordat de warmtepomp een koud huis heeft verwarmd. U kunt de warmtepomp het best in zijn eigen
tempo laten werken en GEEN waarden in het regelsysteem verhogen of wijzigen om te proberen het huis sneller op te warmen.
Als er bij de installatie een alarm optreedt, betekent dat meestal dat het systeem lucht bevat.
Bij langere perioden van buitenbedrijfstelling en als er een risico bestaat op ijsvorming in het systeem, moet het water worden afgetapt uit de
warmtepomp.
Een hoge instelling kan leiden tot lawaai en trillingen in het verwarmingssysteem.
Een te lage instelling kan leiden tot circulatieflowalarmen wegens een te hoge druk of een te lage verwarmingstemperatuur.
VIGFG210
Thermia Värmepumpar