toerental, dan is er sprake van overbelasting of een mo-
torprobleem; zie dan onder problemen met de motor.
5.1.2 Storing zoekschema generator
STORING
Geen spanning na het
starten van de motor.
Te lage spanning onbelast
(minder dan 210/105V
Uitgangsspanning te laag
onder belasting (minder dan
210/105V). De onbelaste
spanning is wel in orde.
Uitgangspanning te hoog
(hoger dan 245/130V)
Uitgangsspanning varieert
snel
De generatorset kan een
elektromotor niet opgang
krijgen
NL / WHISPER 6/8/12 / April 2004
OORZAAK
• Hoofdschakelaar af of zekeringen door.
• Te laag toerental van de motor
• Remanent magnetisme generator
verdwenen.
• Condensator los of kapot
• Diode in de rotor defect
• Generatorset wordt niet of minimaal belast.
• Dieselmotor haalt het vereiste toerental niet.
• Kapotte condensator.
• Kapotte diode in de rotor.
• Kapotte spanningsregelaar (optioneel)
• Generatorset is overbelast.
• Dieselmotor haalt het vereiste toerental niet.
• Kapotte condensator.
• Dieselmotor draait met te hoog toerental.
• Te hoge bekrachtiging wegens kapotte
condensatoren.
• Een sterk capacitieve belasting aanwezig.
• Kapotte spanningsregelaar
• Beïnvloeding van de generatorspanning
door gebruikers.
• Onregelmatig lopende dieselmotor.
Wanneer de generatorset een elektromotor niet
kan opstarten komt dit meestal omdat de motor
voor opstarten meer stroom vraagt dan de
generator kan leveren. Zoek uit wat de start-
stroom is van de betreffende motor en neem
contact op met Mastervolt.
Het Digital Diesel Control Systeem zal eventuele
storingen aangeven.
STORING VERHELPEN
Controleer schakelaars en meet direct op
de aansluitklemmen van de generator.
Controleer het toerental van de motor en
pas dit aan (zie de speciale procedures).
Controleer de remanente spanning en
flash de generator (zie de speciale
procedures).
Voer een test uit door onafhankelijk te be-
krachtigen om vast te stellen of het probleem
in de generatorwikkelingen zit of in in de
condensator (zie de speciale procedures).
Controleer de diode in de rotor (zie de
speciale procedures
Schakel een belasting bij.
Controleer het motortoerental met een
frequentiemeter. Stel het juiste toerental
(zie de speciale procedures).
Controleer de condensator.
Vervang de condensator.
Controleer de diode in de rotor.
(zie de speciale procedures)
Vervang de spanningsregelaar (alleen
8/12 optioneel)
Schakel een deel van de gebruikers af.
Controleer het motortoerental met een fre-
quentiemeter. Stel het juiste toerental in.
Vervang de condensator
Controleer het motortoerental met een
frequentiemeter. Stel het juiste toerental.
Controleer de specificaties van de
condensator.
Controleer of er een sterk capacitieve
belasting aanwezig is. Compenseer deze
capaciteit of raadpleeg MASTERVOLT.
Vervang spanningsregelaar (8/12)
Controleer de belasting op sterk
wisselende stroomafname.
Indien de motor onregelmatig loopt zoek
hiervan de oorzaak (zie onder storingen
motor)
Controleer de aanloopstroom van de
motor. Monteren van sterkere conden-
satoren in de motor of een "soft-start"
kan een oplossing bieden.
Neem hierover contact op met Mastervolt.
STORINGEN VERHELPEN
25