GEBRUIK
3
GEBRUIK
3.1
ALGEMEEN
De generatorset is gebruiksklaar na installatie en het vul-
len van de brandstoftank met diesel, de motor met motor-
olie en koelvloeistof, de accu met accuzuur en het
aansluiten van het afstandsbedieningspaneel. De plus
van de startaccu blijft gedurende de verschillende werk-
zaamheden zo lang mogelijk los.
1 Max. oliepeil;
2 Min. oliepeil.
Afb. 10.
3.2
BEDIENINGSHANDLEIDING
3.2.1 Korte opsomming bedieningsvoorschriften
(in normale omstandigheden)
Controleer voor het starten:
1 Het oliepeil (zie afbeelding 10).
2 Koelwatersysteem inclusief inlaatfilter (met alle kranen
open).
3 Stand keuzeschakelaar generator/wal/uit; moet op uit
staan of alle gebruikers moeten zijn afgeschakeld.
Wanneer een Masterswitch in het 230V systeem is op-
genomen, staat deze automatisch in de goede stand.
4 Zet de accuschakelaar aan (indien gemonteerd).
5 Brandstofkraan: open.
Het starten van de generatorset:
Druk op de startknop om de startprocedure te
beginnen.
18
1
2
Controles bij draaiende generatorset:
1 Nadat de generatorset gestart is controleer dan of u
abnormale geluiden hoort.
2 Controleer de waarden van de elektrische meetinstru-
menten.
3 Controleer bij de uitlaat de doorstroming van koelwa-
ter.
4 Zet de keuzeschakelaar in de stand GENERATOR.
Wanneer een MASTERSWITCH in het 230V systeem
is opgenomen, schakelt deze automatisch om.
5 Laat de motor warmdraaien voor men de generator-
set volledig belast. De eerste 50 uur moet men niet
meer dan 70% continu belasten.
Stoppen van de generatorset:
1 Schakel alle gebruikers af. Verminder eerst de belas-
ting tot circa 30% en laat de generatorset onder deze
belasting nog ongeveer vijf minuten doordraaien.
2 Druk op de STOP knop.
3 Sluit de buitenwaterkranen van het koelwater.
4 Schakel het boordnet over op de beschikbare voe-
ding. Wanneer een Masterswitch in het 230V systeem
is opgenomen, gebeurt dit automatisch.
3.2.2 Uitgebreide bedieningsvoorschriften
Controleer bij de eerste keer starten of na lange periode
van stilstand:
1 Of er schade is ontstaan tijdens het transport of het
inbouwen.
2 Of de generatorset is ingebouwd volgens voorschrift.
3 Of de generatorset vrij kan draaien en nergens aan-
loopt.
4 Controleer alle slangverbindingen en slangklemmen
op lekkage.
5 Controleer of de stekers en de bedrading nog goed
bevestigd zijn.
6 Controleer de zichtbare bouten van motor en gene-
ratorset.
Routine controles voor het starten:
1 Controleer het oliepeil.
Een oliedrukschakelaar schakelt de motor uit bij on-
voldoende oliedruk. Ook bij een te laag olieniveau
kan er voldoende oliedruk zijn zodat de motor niet
stopt. Het is niet goed de generatorset te gebruiken
met te laag oliepeil. De olie raakt dan snel verontrei-
nigd. Controleer daarom regelmatig het oliepeil en vul
bij indien nodig.
April 2004 / WHISPER 6/8/12 NL