Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Inbedrijfstelling; Controles Vóór Het Inschakelen; Inschakelen Van Het Laadpunt; Configuratie - Shell Basic Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

10. Inbedrijfstelling

10.1. Controles vóór het inschakelen
1. Controleer of alle overstroombeveiligingen in de meterkast zijn uitgeschakeld.
2. Meet de isolatieweerstand (IR), deze moet >1MΩ zijn.
3. Controleer of alle schroeven en aansluitingen stevig vastzitten.
4. Controleer of alle fasedraden correct zijn aangesloten.
5. Controleer of de datakabels correct zijn aangesloten.
6. Controleer of de elektrische beveiliging correct is gelabeld zoals beschreven in hoofdstuk 9.
10.2. Inschakelen van het laadpunt
6 Alle overstroombeveiligingen in de meterkast moeten nog steeds zijn uitgeschakeld.
1. Verwijder de toegepaste lockout-tagout-uitrusting.
2. Schakel alleen de stroom in van de hoofdoverstroombeveiliging.
3. Meet of de spanning op de hoofdoverstroombeveiliging binnen 10% van 230 V tussen de fase(s) en de
nulgeleider ligt, alvorens de beveiligingsinrichting van het laadpunt in te schakelen.
4. Schakel de beveiligingsinrichting in waarop het laadpunt is geïnstalleerd.
5. Meet de spanning op de toegepaste installatieautomaat, aardlekschakelaar of aardlekautomaat in de
meterkast van het laadpunt. Deze moet binnen 10% van 230 V tussen de fase(s) en de nulgeleider liggen. Op
deze manier controleert u meteen of de nulgeleider goed is geïnstalleerd.
6. Het laadpunt start op en de led zal eerst rood en dan groen knipperen.
7. Schakel alle resterende overstroombeveiligingen in de meterkast in.
8. Wacht tot de led stopt met knipperen en uit blijft. Dit kan 5 - 10 minuten duren.
LET OP
Het doorslaan van de overstroombeveiliging, aardlekschakelaar of aardlekautomaat kan worden
veroorzaakt door een aardfout, lekkage of een defect relais. Indien na het resetten van de
overstroombeveiliging, aardlekbeveiliging of aardlekautomaat het apparaat niet geactiveerd kan worden of
opnieuw doorslaat, moet u contact opnemen met Shell Recharge of uw installateur.
LET OP
Als een aanpassing van het maximale laadpuntvermogen (standaardinstelling: 16 A) nodig is, ga
dan verder met hoofdstuk 10.3. Als de standaardinstelling in orde is, ga dan verder met hoofdstuk 10.4.

10.3. Configuratie

10.3.1. Elektrische beveiliging
Als u Dynamic Power Management hebt geïnstalleerd, stel dan de draaischakelaars in het laadpunt in met
behulp van de onderstaande tabellen om Dynamic Power Management te configureren.
Installatiehandleiding – Basic - 15SRNL02
NL
35

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave