4. Sluit de + & - draden, en de A & B-draden aan in dezelfde volgorde als aan de zijde van het laadpunt (zie
afbeelding 37).
LET OP
Verwissel de draden niet, want dan kan het laadpunt of de DPM-module beschadigd raken.
De Dynamic Power Management-module is nu geïnstalleerd en klaar voor aansluiting op het laadpunt.
8.5.4. Het laadpunt aansluiten op de Dynamic Power Management-module (3-fasenmodel)
Sluit het laadpunt aan op de Dynamic Power Management-module in de meterkast volgens de onderstaande
stappen.
1. Zorg ervoor dat de fasen L1, L2 en L3 van de laadpuntaansluiting overeenkomen met de fasen CT1, CT2 en
CT3 op de DPM-module.
2. Neem de DPM-datakabel die naar de meterkast leidt.
3. Strip ± 2 cm van de buitenisolatie van de DPM-datakabel.
4. Verwijder de DPM-connector uit het laadpunt.
5. Sluit de + & - draden, en de A & B-draden aan in dezelfde volgorde als op de zijkant van de verdeelkast (zie
afbeelding 38).
LET OP
Verwissel de draden niet, want dan kan het laadpunt of de DPM-module beschadigd raken.
Installatiehandleiding – Basic - 15SRNL02
Modbus
20mm
7mm
+
-
B
A
W
+
-
A
B
7mm
20mm
Modbus
E
or
UTP
+
-
B
A
+
-
A
B
or
UTP
NL
32