Praktisch quilten
6
6.1 Standaardwerkwijze bij het quilten
Quilten starten
> Zet het beginpunt onder de naald.
> Naai 1 steek om de onderdraad omhoog te halen.
> Zet het beginpunt weer onder de naald.
> Naai de afhechtsteken.
> Begin met quilten.
Quilten stoppen
> Stop met quilten bij het eindpunt.
> Naai de afhechtsteken.
> Beweeg de machine ca. 10 cm van het eindpunt weg en houd de bovendraad vast.
> Zet het eindpunt weer onder de naald.
> Houd de bovendraad vast en naai 1 hele steek om de onderdraad omhoog te halen.
> Knip de draden bij het beginpunt en het eindpunt af.
6.2 Machine starten en stoppen
Voorwaarde:
•
> Druk de betreffende toets op de handgreep kort in om de machine te starten.
> Machine bewegen.
> Druk de betreffende toets op de handgreep opnieuw kort in om de machine te stoppen.
6.3 Snelheid regelen
In de 3 BSR-modi geeft u in de instellingen de gewenste steeklengte op. Met behulp van de BSR-sensoren in
de steekplaat wordt gemeten met welke snelheid u de machine over de stof beweegt en wordt de snelheid
van de naald aangepast zodat met de gewenste steeklengte wordt genaaid.
In de handmatige modus geeft u in de instellingen op met welke snelheid de naald wordt bewogen. Met de
beweging van de machine regelt u de steeklengte. Ook kunt u de 2 toetsen op de handgrepen
programmeren zodat u hiermee de snelheid van de naalden kunt verhogen of verlagen. (zie pagina 22)
58
Praktisch quilten
Beweeg de machine iets naar de kant en trek aan de bovendraad tot de onderdraad omhoog komt.
Trek aan de bovendraad totdat de onderdraad omhoog komt.
Voor een van de handgreeptoetsen is de functie «Machine starten/stoppen» geprogrammeerd. (zie
pagina 22)
– Machine begint te naaien.
– De machine stopt.