Security Profile by Device gebruiken
Security Profile by Device wordt gebruikt om het de gebruiker mogelijk of onmo-
gelijk te maken om met de volgende apparaten te werken:
IDE-controller
Diskette Drive Access
Diskette Write Protect
Voor het instellen van Security Profile by Device, gaat u als volgt te werk:
1. Start de Setup Utility (zie "De Setup Utility starten" op pagina 27).
2. In het menu van de Setup Utility selecteert u Security.
3. Selecteer Security Profile by Device.
4. Kies de gewenste apparaten en instellingen en druk op Enter.
5. Ga terug naar het menu van de Setup Utility en selecteer Exit en daarna Save
Een opstartapparaat kiezen
Als de computer niet opstart vanaf een apparaat, zoals een CD-ROM, diskette of
vaste schijf, gebruikt u een de volgende procedures om een opstartapparaat in te
stellen.
Een tijdelijk opstartapparaat kiezen
Gebruik deze procedure om op te starten vanaf een willekeurig apparaat.
Opmerking: Niet alle CD's, vaste schijven en diskettes zijn opstartbaar.
1. Zet de computer uit.
2. Houd de toets F12 ingedrukt terwijl u de computer aanzet. Zodra het menu
3. Selecteer het gewenste opstartapparaat in het menu Startup Device en druk op
Opmerking: Door een opstartapparaat te selecteren in het menu Startup Device
Als deze voorziening is ingesteld op Disable, worden alle appara-
ten die zijn aangesloten op de IDE-controller (bijvoorbeeld de
vaste schijf of het CD-ROM-station) uitgeschakeld en niet weerge-
geven in de systeemconfiguratie.
Als deze voorziening is ingesteld op Disabled, is het diskette-
station niet toegankelijk.
Als deze voorziening is ingesteld op Enable, worden alle diskettes
behandeld alsof ze tegen schrijven zijn beschermd.
Settings.
Opstartapparaten (Startup Devices) wordt afgebeeld, laat u de F12-toets weer
los.
Opmerking: Als er een USB-toetsenbord op de computer is geïnstalleerd en het
menu Startup Device wordt niet afgebeeld, zet u de computer aan
en drukt u onmiddellijk een aantal keren op F12 totdat het menu
Startup Device wordt afgebeeld.
Enter.
wordt de opstartvolgorde niet permanent gewijzigd.
Hoofdstuk 2. De Setup Utility gebruiken
29