■ Elektrische installatie - aarding van stuurkabels
Stuurkabels moeten in het algemeen gevlochten en
afgeschermd/gewapend zijn en de afscherming moet
door middel van een kabelklem met beide uiteinden aan
de metalen behuizing van de eenheid verbonden zijn.
Op onderstaande tekening wordt aangegeven hoe
correcte aarding tot stand wordt gebracht en wat
u moet doen in geval van twijfel.
32
Correcte aarding
Stuurkabels en kabels voor seriële communicatie
moeten aan beide uiteinden kabelklemmen hebben
om te zorgen voor optimaal elektrisch contact.
Foute aarding
Gebruik geen gedraaide kabeluiteinden (pigtails),
aangezien deze de afschermingsimpedantie bij
hoge frequenties verhogen.
Beveiliging met betrekking tot aardpotentieel
tussen PLC en frequentie-omvormer
Als het aardpotentieel van de frequentieomvormer
en de PLC (enz.) verschillend is, kan er elektrische
interferentie optreden die het hele systeem verstoort.
Dit probleem kan worden opgelost door een
potentiaalvereffeningskabel naast de stuurkabel aan
te sluiten. Minimumkabeldoorsnede: 16 mm
Voor aardlussen van 50/60 Hz
Als er zeer lange stuurkabels worden gebruikt,
kunnen er aardlussen van 50/60 Hz ontstaan. Dit
probleem kan worden opgelost door één uiteinde
van de afscherming te aarden via een condensator
van 100 nF (korte pinlengte).
Kabels voor seriële communicatie
Ruisstromen met lage frequentie tussen twee
frequentie-omvormers kunnen worden geëlimineerd
door één uiteinde van de afscherming aan te sluiten
op klem 61. Deze klem wordt via een interne
RC-koppeling geaard. Er wordt aanbevolen om
gedraaide kabelparen ("twisted pair" kabel) te
gebruiken om de differentiaalmodus-interferentie
tussen de geleiders te verminderen.
MG.50.R4.10 - VLT is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
AKD 5000
2
.