Ongunstige omstandigheden voor het scherpstellen
Onder de volgende omstandigheden kan de camera mogelijk niet scherpstellen.
Vergrendel in dergelijke gevallen de scherpstelling op een voorwerp dat zich op
dezelfde afstand bevindt als het onderwerp (door de ontspanknop tot halverwege in
te drukken), richt de camera op het onderwerp en druk de ontspanknop helemaal in.
• Elementen met weinig contrast, zoals een blauwe hemel of een witte muur
• Donkere plaatsen of voorwerpen, dan wel omstandigheden waarin weinig tot geen
licht wordt weerkaatst
• Complexe patronen
• Snel bewegende voorwerpen
• Als er in het opnamegebied een voorwerp op de voorgrond en een voorwerp op de
achtergrond is
• Sterk weerkaatst licht of sterk tegenlicht (lichte achtergrond)
Werken met de zoom
Met de zoom kunt u het opnamegebied wijzigen.
1
Druk op de knop W/T in de stand A.
W Groothoek (links)
Verbreedt het opnamegebied dat
de camera vastlegt.
T Tele (rechts)
Maakt het onderwerp groter.
Als u op T blijft drukken, schakelt de camera
automatisch over van optische zoom op
intelligente zoom en stopt deze op het punt
waarop de zoom overschakelt op digitale
zoom.
Als u de knop loslaat en er opnieuw tegen drukt, wordt overgeschakeld naar
digitale zoom.
Als digitale zoom in het menu is uitgeschakeld, zijn het bereik van optische
zoom en intelligente zoom beschikbaar. De zoomfactor van intelligente zoom is
afhankelijk van de resolutie.
De zoombalk wordt als volgt weergegeven.
Inzoomen met hoge beeldkwaliteit.
38
Bereik van optische zoom
3 8 3 8
Inzoomen met enig verlies van
beeldkwaliteit.
*1
Bereik van
intelligente zoom
Zoomfactor
Zoombalk
36.0
36.0
36.0
Bereik van
*2
digitale zoom