Specifieke sluitertijden en
diafragmawaarden (<M>-modus)
Voer de volgende stappen uit voor het instellen van de sluitertijd en
diafragmawaarde van uw voorkeur voordat u opnamen maakt, zodat u de
gewenste belichting krijgt.
Zie "Specificaties" (= 3 05) voor informatie over beschikbare sluitertijden en
diafragmawaarden.
Diafragma-
waarde
Sluitertijd
Standaard-
belichtingsniveau
Belichtings-
niveauteken
Indicator
belichtingsniveau
•
Na het instellen van de sluiterijd en diafragmawaarde kan het
belichtingsniveau wijzigen als u de zoom aanpast of een nieuwe
compositie voor de opname maakt.
•
Afhankelijk van de ingestelde sluitertijd of diafragmawaarde, wordt
de helderheid van het scherm mogelijk aangepast. De helderheid
van het scherm wijzigt echter niet als de flitser is uitgeklapt en de
modus [h] is ingesteld.
•
Als u zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde automatisch wilt
laten aanpassen aan de standaardbelichting drukt u op de knop <
terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt. Standaardbelichting is
in combinatie met bepaalde instellingen niet mogelijk.
•
Als u een sluitertijd van 1,3 seconde of een langere sluitertijd gebruikt,
is de ISO-waarde [
166
1
Open de modus <D>.
z
z
Stel het programmakeuzewiel in op <D>.
2
Configureer de instelling.
z
z
Draai aan de knop <z> om de sluitertijd
in te stellen en draai aan de knop <7> om
de diafragmawaarde in te stellen.
X
X
Het belichtingsniveauteken, gebaseerd
op de door u opgegeven waarde, wordt
weergegeven op de indicator van het
belichtingsniveau ter vergelijking met het
standaard belichtingsniveau.
X
X
Als het verschil ten opzichte van het
standaard belichtingsniveau groter is dan
2 stops, wordt het belichtingsniveauteken
oranje weergegeven. Als u de
ontspanknop half indrukt, wordt "–2" of
"+2" rechtsonder oranje weergegeven.
]. Deze waarde kan niet worden gewijzigd.
Foto's
>