Gebruik
4.2.2
Inschakelen
Zie fig. 000000050.
Het inschakelen van de scooter dient als volgt
te gebeuren:
•
Steek de contactplug zover mogelijk in het
contact (A).
4.2.3
Oplaadaansluiting
Zie fig. 000000060.
In de stuurkolom, onder het dashboard bevindt
zich de oplaadaansluiting (A) waarop de kabel
van een acculader kan worden aangesloten.
Tijdens het opladen moet de elektronica
uitgeschakeld zijn.
4.3
Rijden
Voordat u kunt gaan rijden, moet de scooter optimaal voor u zijn afgesteld.
Als u daarna alle controles heeft uitgevoerd, kunt u plaats nemen op de scooter, zie 'in-
en uitstappen'.
Daarna kunt u met uw rit beginnen.
In het verkeer bent u als scooterberijder kwetsbaar. Houd er rekening mee dat u niet
altijd door andere verkeersdeelnemers wordt opgemerkt. Houd u aan de geldende
verkeersregels van de Wegenverkeerswet.
Vermijd eenzame routes, zodat er in geval van nood snel voor hulp gezorgd kan
worden.
24
A
000000050
A
000000060