7. Opsporen van storingen
Een lijst met defecttoestanden en de mogelijke oorzaken ervan wordt hier gegeven om
te helpen bij standaardfoutenopsporing. Als u de fout niet kunt verhelpen met behulp
van deze handleiding, belt u uw leverancier of ons dichtstbijzijnde servicecentrum voor
advies.
7.1 De pomp wil niet starten
▪
De stroomvoedingszekering is kapot.
▪
De motor is onjuist bedraad.
▪
De bedrijfsspanning komt niet overeen met die van de motor.
▪
Het uitlaatfilter of de uitlaatleiding is geblokkeerd.
▪
De olietemperatuur is lager dan 12 °C.
▪
De olie is te dik.
▪
De olie is verontreinigd.
▪
De pomp is vastgelopen na een langdurige opslag of is achtergelaten na het
pompen van verontreinigende stoffen.
▪
De motor is defect.
7.2 De pomp behaalt de gespecificeerde prestatie niet (niet bereiken
van het eindvacuüm)
▪
De meettechniek of de meter is ongeschikt.
▪
Er is een lek in het externe vacuümsysteem.
▪
De gasballastregeling staat open.
▪
Het oliepeil is te laag.
▪
De pomp werd met het verkeerde type olie gevuld.
▪
De olie is verontreinigd.
▪
De pomp is niet gevoed.
▪
De vacuümhulpstukken zijn vuil.
▪
Het inlaatfilter is geblokkeerd.
▪
De pomp is niet opgewarmd.
7.3 De pomp is luidruchtig
▪
De ventilatorkap van de motor is beschadigd.
▪
De motorlagers zijn versleten.
▪
De olie is verontreinigd met vaste deeltjes.
▪
Een van de pompbladen blijft steken.
7.4 De oppervlaktetemperatuur van de pomp is hoger dan 100 °C.
▪
De omgevingstemperatuur is te hoog.
▪
De toevoer van koellucht is ontoereikend of is te heet.
A37132886_F
A37132886_F - Opsporen van storingen
Blz. 33
01/2021 - ©Edwards Limited