Opmerking 1 Een of meer NO-inrichtingen kunnen parallel aange-
sloten worden zonder beperking qua aantal, met een
afsluitweerstand van 8,2 kΩ ("Afbeelding 12"). Voor
elektrische aansluitingen met de functie "Alles stand-
by" actief, zie de paragraaf "Aansluiting Alles stand-
by / Fototest".
m
Voor aansluiting van ALT terwijl de functie "Alles
stand-by" actief is, gebruikt u aansluitklem nr. 5, niet
nr. 8 (zie paragraaf "Aansluiting Alles stand-by / Foto-
test").
12
8
9
Opmerking 2 Het gebruik van meerdere inrichtingen die zijn aange-
sloten als NO- en NC-contacten is mogelijk door deze
contacten parallel te schakelen, waarbij in serie met
het NC-contact een weerstand van 8,2 kΩ moet wor-
den verbonden (ook de combinatie van 3 inrichtingen
is dus mogelijk: NO, NC en 8,2 kΩ ("Afbeelding 13").
13
8
NO
9
Opmerking 3 Een of meer NC-apparaten kunnen onderling in serie
en op een weerstand van 8,2kΩ worden aangesloten
zonder beperking qua aantal ("Afbeelding 14").
14
8
NC
9
Opmerking 4 Er kan alleen een inrichting met een uitgang met con-
stante weerstand 8,2 kΩ worden aangesloten. Als er
eventueel meerdere inrichtingen moeten worden aan-
gesloten, moet dat "in cascade" gebeuren met één
afsluitweerstand van 8,2 kΩ ("Afbeelding 15").
15
1
8
9
Contactlijst
NO
NO
8,2KΩ
NC
8,2KΩ
NC
8,2KΩ
2
n
Contactlijst
Contactlijst
4.3 EERSTE INSCHAKELING EN CONTROLE VAN
DE AANSLUITINGEN
Nadat de elektrische voeding naar de besturingseenheid is inge-
schakeld, dienen de volgende controles te worden uitgevoerd:
1.
controleer of op de klemmen "6-7" een spanning van onge-
veer 30 Vdc staat ("Afbeelding 16"). Als de waarden niet over-
eenstemmen, moet de voeding onmiddellijk worden wegge-
nomen en moeten de aansluitingen en de voedingsspanning
zorgvuldiger worden gecontroleerd.
16
M
M
M
na het aanvankelijke snelle knipperen signaleert de led "OK"
2.
dat de besturingseenheid goed functioneert door regelmatig
te knipperen met intervallen van een seconde. Wanneer er een
variatie optreedt op de ingangen van de besturingseenheid,
knippert de led "OK" twee keer snel om aan te geven dat de
ingang is herkend
als de aansluitingen goed tot stand zijn gebracht, moet de led
3.
van de ingangen van het type "NC" branden, terwijl de led van
de ingangen van het type "NO" uit moeten zijn (zie "Afbeel-
ding 17" en "Tabel 4").
17
OVEREENSTEMMINGEN INGANG-LED
Ingang
Type ingang
ALT NC
ALT
ALT CONSTANTE
WEERSTAND 8,2 kΩ
NC
FOTO
NC
FOTO1
NO
Sbs
GEDEELTELIJK OPENEN type
1 - NO
GEDEELTELIJK OPENEN type
2 - NO
AUX
ALLEEN OPENEN - NO
ALLEEN SLUITEN - NO
FOTO2 - NC
8,2kΩ
6 7
M
1 2 3 4
5
8 9 10 11 12 13
L10
L12
OK
L9
L11
L13
Ledstatus
L9 Aan
(Alleen na punt 5)
L9 Aan
(Alleen na punt 5)
L10 Aan
L11 Aan
L12 Uit
L13 Uit
L13 Uit
L13 Uit
L13 Uit
L13 Aan
Tabel 4
NEDERLANDS – 9