5
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
Dit zijn de belangrijkste fasen bij de realisatie van de automatisering
5
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING
om de maximale veiligheid van het systeem te garanderen. De eind-
test kan ook worden gebruikt om de inrichtingen van de automatise-
ring periodiek te controleren.
De testfasen en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en ervaren personeel, dat de
benodigde tests moet verrichten om de veiligheidsmaatregelen te
controleren en dat tevens moet controleren of de wetten, normen en
regels op dit gebied in acht worden genomen, in het bijzonder de
eisen van de norm EN 12445, die de testmethoden voor de controle
van automatiseringen voor poorten bepaalt.
De extra inrichtingen moeten aan een specifieke test worden onder-
worpen, om zowel de werking als de interactie met de besturing-
seenheid te controleren. Raadpleeg hiervoor dus de instructiehand-
leidingen van de betreffende inrichtingen.
5.1 TEST
De serie handelingen die nodig is voor de test en hierna beschreven
wordt, heeft betrekking op een standaardinstallatie ("Afbeelding 3").
De test wordt als volgt uitgevoerd:
controleer of activering van de ingang STAP-VOOR-STAP
1.
(Sbs) de sequens "Openen, Stoppen, Sluiten, Stoppen" ac-
tiveert
2.
controleer of de activering van der AUX-ingang (functie voor
gedeeltelijke opening, type 1) de sequens "Openen, Stoppen,
Sluiten, Stoppen" van alleen de motor van de bovenste vleugel
veroorzaakt. De motor van de onderste vleugel moet stil blij-
ven staan in gesloten positie
laat een openingsmanoeuvre starten en controleer of:
3.
– de poort de openingsmanoeuvre voortzet wanneer FOTO
wordt geactiveerd
– de manoeuvre stopt wanneer FOTO1 wordt geactiveerd,
totdat deze weer gedeactiveerd wordt. Vervolgens hervat
de manoeuvre de openingsbeweging weer
– als FOTO2 aanwezig is, moet de manoeuvre, nadat deze
inrichting is geactiveerd, stoppen en weer starten met een
sluiting
controleer of de motoren uitgaan wanneer de vleugel de me-
4.
chanische aanslag van de opening bereikt
5.
laat een sluitingsmanoeuvre starten en controleer of:
– wanneer FOTO wordt geactiveerd, de manoeuvre stopt en
hervat wordt met een opening
– de manoeuvre stopt wanneer FOTO1 wordt geactiveerd,
totdat deze weer gedeactiveerd wordt. Vervolgens hervat
de manoeuvre de openingsbeweging weer
– de poort de sluitingsmanoeuvre voortzet wanneer FOTO2
wordt geactiveerd
6.
controleer of de stopinrichtingen die zijn aangesloten op de
ALT-ingang onmiddellijke stopzetting van welke beweging
dan ook en een korte omkering veroorzaken
controleer of het niveau van het obstakeldetectiesysteem ge-
7.
schikt is voor de toepassing: verhinder de beweging van de
vleugel zowel tijdens een openings- als een sluitingsmanoeu-
vre door een obstakel te simuleren en ga na of de manoeuvre
omkeert voordat de kracht wordt overschreden die is vastge-
legd in de normgeving
8.
andere controles kunnen nodig zijn afhankelijk van de inrich-
tingen die op de ingangen zijn aangesloten.
a
Als bij twee opeenvolgende manoeuvres in dezelfde
richting een obstakel wordt gedetecteerd, voert de be-
sturingseenheid een gedeeltelijke omkering van beide
motoren uit gedurende één seconde. Bij de volgen-
de instructie starten de vleugels met een opening en
wordt de eerste activering van de stroommeting voor
elke motor gezien als een mechanische aanslag bij
opening. Hetzelfde gebeurt bij terugkeer van de net-
voeding na een uitval: de eerste instructie is altijd een
opening en het eerste obstakel wordt altijd gezien als
de mechanische aanslag bij opening.
5.2 INBEDRIJFSTELLING
a
De inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle
fasen van de eindtest met succes zijn doorlopen.
a
Voordat u de automatisering in bedrijf stelt, dient u de
eigenaar voldoende op de hoogte te stellen van nog
aanwezige gevaren en restrisico's.
Voer de inbedrijfstelling als volgt uit:
stel het technisch dossier van de automatisering samen met
1.
de volgende documenten: een overzichtstekening van de
automatisering, het schema van de gemaakte elektrische
aansluitingen, de risicoanalyse en bijbehorende toegepas-
te oplossingen, de verklaring van overeenstemming van de
fabrikant van alle gebruikte inrichtingen en de verklaring van
overeenstemming die is opgemaakt door de installateur
2.
breng op de poort een identificatieplaatje aan met ten min-
ste de volgende gegevens: het type automatisering, naam en
adres van de producent (verantwoordelijke voor de "inbedrijf-
stelling"), serienummer, bouwjaar en CE-merk
vul de verklaring van overeenstemming van de automatisering
3.
in en overhandig deze aan de eigenaar
vul de "Gebruikshandleiding" van de automatisering in en
4.
overhandig deze aan de eigenaar van de automatisering
5.
vul het "Onderhoudsplan" in met daarin de voorschriften voor
het onderhoud van alle inrichtingen van de automatisering en
overhandig dit aan de eigenaar van de automatisering.
l
Van alle genoemde documenten stelt Nice, via de eigen
technische assistentiedienst, de gebruikshandleiding,
gidsen en voorgedrukte formulieren ter beschikking.
6
PROGRAMMERING
Op de besturingseenheid zitten 4 toetsen: [Open
6
PROGRAMMERING
[Close
] en [Radio
] ("Afbeelding 21") die kunnen worden ge-
q
R
bruikt voor zowel het bedienen van de besturingseenheid tijdens de
testfasen als voor het programmeren van de beschikbare functies.
21
De beschikbare programmeerbare functies zijn ingedeeld op twee
niveaus en hun werkingsstatus wordt aangegeven door de acht leds
"L1 ... L8" en door de led "LR" op de besturingseenheid (led brandt
= functie actief; led uit = functie niet actief).
6.1 GEBRUIK DE PROGRAMMEERTOETSEN
[Open
]:
p
– Toets voor opening van de poort
– Selectietoets in programmeerfase.
[Stop/Set]:
– Toets om een manoeuvre te stoppen
– Indien deze langer dan 5 seconden wordt ingedrukt volgt over-
gang naar de programmeerfase.
[Close
]
q
– Toets voor sluiting van de poort
– Selectietoets in programmeerfase.
], [Stop/Set],
p
L1
..
L8
LR
NEDERLANDS – 11