– Gebruik een machine nooit in omstandigheden
waarbij u twijfelt over tractie, sturen of stabiliteit.
– Verwijder of markeer obstakels zoals greppels,
putten, geulen, hobbels, stenen en andere
verborgen gevaren. In hoog gras zijn obstakels
niet altijd zichtbaar. De machine kan omslaan
op oneffenheden in het terrein.
– Denk eraan dat de machine tractie kan
verliezen doordat u bergafwaarts, op nat gras
of dwars op een helling maait.
– Rij zeer voorzichtig als u de machine gebruikt
in de buurt van steile hellingen, greppels,
dijken, waterpartijen en andere gevaarlijke
punten. De machine kan plotseling omslaan
als een wiel over de rand komt, of als de rand
instort. Zorg voor een veilige afstand tussen de
machine en een gevarenzone.
– Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien
er gevaren zijn, maait u de helling met een
loopmaaimachine.
– Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer
op de grond wanneer u werkt op hellingen.
Als u de maai-eenheden omhoog brengt op
hellingen, kan de machine onstabiel worden.
Starten van de motor
U moet mogelijk het brandstofsysteem ontluchten als
één van de volgende situaties zich heeft voorgedaan;
zie
Het Brandstofsysteem ontluchten (bladz.
•
U start de motor voor het eerst.
•
De motor wordt uitgeschakeld omdat de
brandstoftank leeg is.
•
Iemand heeft onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd aan het brandstofsysteem, zoals het
brandstoffilter vervangen.
1.
Stel de parkeerrem in werking en druk de
schakelaar van de maaidekaandrijving naar de
stand U
ITSCHAKELEN
38):
(Figuur
34).
1. Schakelaar van de
maaidekaandrijving
2. Maai-/hefhendel
2.
Haal uw voet van het tractiepedaal en controleer
of het pedaal in de
3.
Zet de gashendel op halfgas.
4.
Plaats het sleuteltje in het contact en zet het
in de stand A
AN
het indicatielampje van de gloeibougie uitgaat
(ongeveer 7 seconden).
5.
Draai het sleuteltje naar de stand S
startmotor in te schakelen; laat het sleuteltje los
als de motor start.
Belangrijk:
startmotor oververhit raakt, mag u de
startmotor niet langer dan 15 seconden in
werking stellen. Als u de motor 10 seconden
achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden
wachten voordat u een nieuwe startpoging
doet.
6.
Als u de motor voor de eerste keer start, en
na revisie van de motor, moet de machine de
eerste één tot twee minuten vooruit en achteruit
worden gezet. Controleer ook de werking
van de hefhendel en de schakelaar van de
maaidekaandrijving om er zeker van te zijn dat
alle systemen van de tractie-eenheid en de
maai-eenheid naar behoren functioneren.
Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om
de stuurreactie te controleren. Zet vervolgens
de motor af en controleer op olielekken, losse
onderdelen en andere waarneembare defecten.
32
Figuur 34
3. Uitschakelen
4. Omlaag
staat.
NEUTRAALSTAND
/V
. Wacht tot
OORVERWARMEN
TART
Om te voorkomen dat de
g352479
om de