Opmerking:
Indien u vooruitrijdt met de
machine terwijl de parkeerrem ingeschakeld is,
zal de motor worden uitgeschakeld.
4.
Indien u de parkeerrem hebt afgesteld, herhaalt
u stap
2
en 3.
Opmerking:
Indien de machine vooruitrijdt
terwijl de parkeerrem ingeschakeld is: voer
onderhoudswerkzaamheden uit aan de
parkeerremmen, controleer de linker en rechter
remkoppeling op beschadiging en controleer het
draaipunt van de remhendel op beschadiging;
zie
Onderhoud van de parkeerremmen (bladz.
58).
5.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurdersstoel verlaat.
De stoel instellen.
Figuur 33
1. Knop voor rugleuning
2. Verstelhendel van de stoel 4. Instelknop voor de
g010515
3. Knop voor stoelophanging
armsteun
De bestuurdersstoel verstellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren
verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn
dat u de machine het best kunt bedienen en dat u
comfortabel zit.
1.
Beweeg de instelhendel zijwaarts om de stoel te
ontgrendelen
2.
Verschuif de stoel in de gewenste stand en laat
de hendel los om de stoel te vergrendelen in
zijn stand.
De stoelophanging verstellen
De stoel kan worden versteld voor een soepele en
comfortabele rit. Zet de stoel in een stand die voor u
het meest comfortabel is.
Om de stoel te verstellen, draait u de voorste knop in
een van beide richtingen om de meest comfortabele
positie te verkrijgen
De rugleuning verstellen
U kunt de rugleuning van de stoel instellen om
comfortabel te rijden. Zet de rugleuning in een positie
die voor u het meest comfortabel is.
Om de leuning van de stoel te verstellen, draait u
de knop onder de rechterarmsteun in een van beide
richtingen om de meest comfortabele positie te
verkrijgen
(Figuur
33).
De armsteunen verstellen
De armsteunen kunnen worden versteld zodat u
comfortabel kunt rijden. Zet de armsteunen in een
stand die voor u het meest comfortabel is.
Til de armsteun omhoog en draai de knop in een van
beide richtingen om de meest comfortabele positie
te verkrijgen
(Figuur
Tijdens gebruik
Veiligheid tijdens het werk
Algemene veiligheid
•
De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor
ongelukken die persoonlijk letsel of materiële
schade kunnen veroorzaken, en hij dient zulke
ongelukken te voorkomen.
•
Draag geschikte kleding en uitrusting,
zoals oogbescherming, een lange broek,
stevige schoenen met een gripvaste zool en
gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en
draag geen losse kleding of juwelen.
30
(Figuur
33).
(Figuur
33).
33).