C.
Verwijder de 2 schroeven en moeren
waarmee de slanggeleidingsbeugel is
bevestigd aan het frame van de sproeier
(Figuur
70) Laat de slangen zakken uit de
buurt van het klepstel.
D.
Verwijder met een inbussleutel van 3 mm
de schroeven waarmee de zuigerstellen
bevestigd zitten in het klepstel. Controleer
of de veren in de klep aanwezig zijn
70).
E.
Reinig de zuigers en vervang versleten
O-ringen.
F.
Breng plantaardige olie aan op alle O-ringen
van de zuigers en breng ze opnieuw aan in
het klepstel met de schroeven die u eerder
verwijderd hebt. Zorg ervoor dat de veren
in het klepstel worden gemonteerd.
G.
Bevestig de klepzittingen aan het klepstel
met de 3 vorken die u eerder verwijderd
hebt.
H.
Monteer de slanggeleidingsbeugel op het
frame van de sproeier met de 2 schroeven
en moeren die u eerder verwijderd hebt.
5.
Giet een roestwerende, niet op alcohol
gebaseerde, RV-antivriesmiddel in het
spuitsysteem en stel de pomp een paar minuten
in werking om het antivriesmiddel door het
hele systeem verspreiden; verwijder daarna de
vloeistof zo goed mogelijk uit het systeem.
6.
Breng de spuitbomen omhoog met behulp
van de hefschakelaars. Breng de spuitbomen
omhoog totdat zij geheel kruiselings over elkaar
in de transportstand in de transporthouder
zijn gezet en de hefcilinders volledig zijn
teruggetrokken. Zorg ervoor dat de cilinders
van de spuitbomen volledig zijn teruggetrokken
om beschadiging van de actuatorstang te
voorkomen.
7.
Controleer de remmen; zie
(bladz.
52).
8.
Geef het luchtfilter een onderhoudsbeurt; zie
Onderhoud van het luchtfilter (bladz.
9.
Smeer de spuitmachine; zie
smeren (bladz.
38).
10.
Ververs de olie in het carter; zie
controleren (bladz.
11.
Controleer de bandenspanning; zie
Bandenspanning controleren (bladz.
12.
Wanneer het voertuig langer dan 30 dagen niet
wordt gebruikt, moet het brandstofsysteem als
volgt worden voorbereid op stalling:
A.
Start de motor en laat deze ongeveer twee
minuten stationair lopen.
(Figuur
Remmen controleren
40).
De spuitmachine
Motoroliepeil
41).
48).
B.
Zet de motor af.
C.
Spoel de brandstoftank om met verse,
schone brandstof.
D.
Zet alle onderdelen van het
brandstofsysteem weer goed vast.
13.
Gebruik de elektrische startmotor om de motor te
laten draaien en zo de olie over de cilinderwand
te verspreiden.
14.
Verwijder de accu uit het chassis, controleer
het zuurpeil en laad de accu volledig op; zie
Onderhoud van de accu (bladz.
Opmerking:
aansluiten op de accupolen tijdens stalling.
Belangrijk:
opgeladen zijn, om te voorkomen dat
deze bevriest en beschadigd raakt bij
temperaturen beneden 0 °C. Een volledig
opgeladen accu kan ongeveer 50 dagen
worden opgeslagen bij temperaturen
beneden 4 °C zonder tussentijds te hoeven
worden opgeladen. Bij temperaturen boven
4 °C moet u om de 30 dagen het waterpeil in
de accu controleren en de accu opladen.
15.
Controleer alle bouten, schroeven en moeren
en draai deze vast. Repareer of vervang
beschadigde delen.
16.
Controleer de conditie van alle spuitslangen en
vervang deze als ze beschadigd of versleten
zijn.
17.
Draai alle slangaansluitingen vast.
18.
Werk alle krassen of afgebladderde
metaaloppervlakken bij met lak die verkrijgbaar
is bij uw erkende servicedealer.
19.
Stal de machine in een schone, droge garage of
opslagruimte.
20.
Verwijder het contactsleuteltje en bewaar dit op
een veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
21.
Dek de machine af om deze te beschermen en
schoon te houden.
63
46).
U mag de accukabels niet
De accu moet volledig