tot een minimum verbruik (vlam en ventilatorsnelheid warme lucht op het minimum). Als de temperatuur onder de ingestelde
drempel daalt zal de kachel opnieuw de ingestelde temperatuur proberen te bereiken (zie Fig. 12).
NB: Het punt rechts van de kamertemperatuur op de display (rechtsboven) van het bedieningspaneel duidt de halve graad aan (bv.
23.° stemt overeen met 23.5°C).
Snelheid Conv. Vent.1 - met deze functie kan de snelheid van de kamerventilators gekozen worden van 1 tot 5 of A . A betenkent
automatisch, de ventilatie volgt het vermogen, aanbevolen instelling (zie Fig. 13).
Snelheid Conv. Vent. 2 - (ALLEEN VOOR KACHELS MET KANALISERING) met deze functie kan de snelheid van de KANALISE-
RINGSVENTILATORS gekozen worden van 1 tot 5 of A . A betenkent automatisch, de ventilatie volgt het vermogen, aanbevolen
instelling (zie Fig. 14).
Snelheid Conv. Vent.3 - (ALLEEN VOOR KACHELS MET KANALISERING) met deze functie kan de snelheid van de KANALISE-
RINGSVENTILATORS gekozen worden van 1 tot 5 of A . A betenkent automatisch, de ventilatie volgt het vermogen, aanbevolen
instelling (zie Fig. 15).
Fig. 13 - Display
Met de functie "1" of "2" of "3" of "4" of "5" wordt de ventilator verplicht altijd op het geselecteerde vermogen te draaien. (Voor-
beeld: als "2" ingesteld wordt, zal de ventilator ook op vermogen 5 draaien alsof hij op vermogen "2" stond, enz...).
Als het vermogen op het maximum staat (vermogen 5) met de ventilatoren op het minimum (vermogen 1),
kan oververhitting van de kachel ontstaan en het alarm "WARMTE VEILIGHE" in werking treden.
Comfort Mode - In uitvoeringen met lucht kan deze niet worden uitgeschakeld. Op stand 1 zijn de ventilators uit.
In uitvoeringen met kanaliseringen kunnen met de comfort mode alle ventilatoren automatisch worden in- of uitgeschakeld op
stand 1.
Indien ingesteld op automatisch (A), is de comfort mode standaard actief en worden niet alleen de omgevingsventilator maar ook
de kanaalventilatoren uitgeschakeld. Om ze opnieuw in te schakelen, zet u ze gewoon op een andere stand dan automatisch, bv.
1,2,3,4,5.
Vlam - met deze functie kan het vermogen van de vlam ingesteld worden van 1 tot 5. De vermogenniveaus stemmen overeen met
een verschillend verbruik van de brandstof. Dor 5 in te stellen zal de kamer op kortere tijd opgewarmd worden. Door 1 in te stellen
blijft de temperatuur in de kamer een langere tijd constant. De set vlam wordt automatisch op het minimum ingesteld wanneer
de ingestelde temperatuur is bereikt.
Als enkel een streepje wordt weergegeven, is de kachel in het vermogen vlam 1.
Als 5 streepjes verschijnen, is de kachel in vlamvermogen 5.
Als de streepjes knipperen is echter een automatische reiniging in uitvoering.
Fig. 16 - Display
18
Fig. 12 - Display
Fig. 14 - Display
CRISTAL 9 - LIFE 9 - CRISTAL PLUS 9 - ICON PLUS 9 - STEEL 9
Fig. 15 - Display
Fig. 17 - Vermogenniveaus