9.7
Resetten of herstellen van de parameters.
9.8
Toegang tot informatie over hardware- en softwareversies
7719244 - v02 - 06022019
Als u de instellingen voor inbedrijfstelling hebt opgeslagen, wordt de optie
Terug naar instellingen bij inbedrijfstelling beschikbaar in de Geavanceerd
servicemenu.
9.7.1
Resetten na vervangen van de printplaat
Configuratienummers moeten worden gereset wanneer de ketel of de
branderveiligheidsunit PCB is vervangen.
De configuratienummers zijn te vinden op de typeplaat van de ketel.
De configuratienummers resetten:
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu> Instellen van de
On
configuratienummers.
3. Selecteer CU-GH-08.
4. Selecteer en wijzig de instelling CN1.
5. Selecteer en wijzig de instelling CN2.
6. Selecteer Bevestigen om de wijzigingen te bevestigen.
9.7.2
Automatisch detecteren van opties en accessoires
Gebruik deze functie na het vervangen van een besturingsprint van een
ketel, om alle apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de CAN
bus.
Om apparaten te detecteren die zijn aangesloten op de CAN bus:
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu > Automatische detectie.
On
3. Selecteer Bevestigen om de automatische detectie uit te voeren.
9.7.3
De instellingen van de inbedrijfstelling herstellen
Als de instellingen van de inbedrijfstelling zijn opgeslagen in de ketel, kunt
u de waarden herstellen die specifiek zijn voor uw installatie.
De instellingen van de inbedrijfstelling herstellen:
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu> Terug naar instellingen bij
On
inbedrijfstelling.
3. Selecteer Bevestigen om de instellingen van de inbedrijfstelling te
herstellen.
9.7.4
Terug naar de fabrieksinstellingen
Om de fabrieksinstellingen te herstellen voor de ketel:
1. Druk op toets
2. Selecteer Geavanceerd servicemenu> Terugzetten naar
On
fabrieksinstellingen.
3. Selecteer Bevestigen om de fabrieksinstellingen te herstellen.
Informatie over de hardware- en softwareversies van de verschillende
componenten van het apparaat is opgeslagen in het bedieningspaneel.
Voor toegang tot:
1. Druk op toets
2. Selecteer Versie-informatie.
On
3. Selecteer de component waarvan u de versie-informatie wilt
weergeven.
.
.
.
.
.
Performance-HMI T-control
9 Instellingen
47