verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de
toestand van de banden controleren.
Belangrijk:
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Als de banden niet op de juiste
spanning zijn, zullen deze vroegtijdig slijten en
kan de vierwielaandrijving vastlopen.
Figuur 46
toont een voorbeeld van slijtage aan een
band veroorzaakt door een te lage bandenspanning.
1. Te lage bandenspanning
Figuur 47
toont een voorbeeld van slijtage aan een
band veroorzaakt door een te hoge bandenspanning.
1. Te hoge bandenspanning
Uitlijning van de voorwielen
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaar-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
1.
Controleer of de bandenspanning correct
is voordat u de uitlijning van de voorwielen
controleert; zie
Bandenspanning controleren
(bladz.
21).
2.
Zorg ervoor dat er een bestuurder in de
bestuurdersstoel zit of plaats een gewicht op de
bestuurdersstoel dat gelijk is aan het gemiddelde
gewicht van een bestuurder van het voertuig.
Figuur 46
Figuur 47
Het gewicht of de bestuurder dienen gedurende
de hele uitlijningsprocedure van de voorwielen
op de stoel te blijven.
3.
Rol op een vlakke ondergrond de machine 2
tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht
vooruit naar de plaats waar u vertrok.
Hierdoor kan de ophanging van de machine de
normale bedrijfsstand aannemen.
4.
Zorg ervoor dat de banden recht naar voren
wijzen.
5.
Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant
van de wielen
Het toespoor van de voorwielen moet 0 tot 6 mm
zijn.
Belangrijk:
consistente locaties op het wiel. De machine
g010294
moet zich op een horizontale ondergrond
bevinden en de wielen moeten recht naar
voren wijzen.
1. Voorkant van machine
g010293
2. 0 ± 6 mm van voorzijde tot
achterzijde van de band
6.
Als het toespoor van de voorwielen niet correct
is, moet u dit als volgt afstellen:
A.
Draai de contramoer in het midden van de
trekstang los
49
(Figuur
48).
Controleer de afstand op
Figuur 48
3. Afstand hart-tot-hart
(Figuur
49).
g009169