Waarschuwingslampje voor
oliedruk
Het waarschuwingslampje voor de oliedruk
gaat branden als de druk van de motorolie onder een
veilig peil komt terwijl de motor loopt.
Belangrijk:
Wanneer het lampje knippert of aan
blijft, stop dan de machine, zet de motor af en
controleer het oliepeil. Als het oliepeil te laag is,
maar het waarschuwingslampje niet dooft nadat
u olie heeft bijgevuld en de motor weer heeft
gestart, schakel dan onmiddellijk de motor uit en
neem contact op met een erkende servicedealer
voor hulp.
Controleer de werking van de waarschuwingslampjes
als volgt:
1.
Stel de parkeerrem in werking.
2.
Draai het contactsleuteltje op A
maar start de motor niet.
Opmerking:
Het oliedruklampje moet rood
oplichten. Als het lampje niet oplicht, is het
doorgebrand of heeft het systeem een defect
dat u moet repareren.
Opmerking:
Als de motor pas is afgezet, kan
het 1 tot 2 minuten duren voordat het lampje
gaat branden.
Indicatielampje van gloeibougie
Het indicatielampje van de gloeibougies
6) gaat rood branden als de gloeibougies zijn
ingeschakeld.
Belangrijk:
Het indicatielampje van de
gloeibougies zal 15 seconden blijven branden
wanneer de schakelaar wordt teruggedraaid naar
de stand S
.
TART
Meter en indicatielampje voor
temperatuur van koelvloeistof
De meter en het lampje voor de koelvloeistoftempe-
ratuur geven de temperatuur van de koelvloeistof
in de motor aan en werken alleen wanneer het
contactsleuteltje in de stand A
De 5 koelvloeistofstaven knipperen als de motor
oververhit raakt.
Laadindicator
De laadindicator licht op wanneer de accu aan het
ontladen is. Als het lichtje gaat branden tijdens
gebruik, stop dan de machine, zet de motor af en zoek
naar een mogelijke oorzaak, bijvoorbeeld de riem van
de wisselstroomdynamo
(Figuur
/V
AN
OORGLOEIEN
(Figuur
staat
(Figuur
6).
AN
(Figuur
6).
Belangrijk:
Als de riem van de wisselstroomdy-
namo los zit of gebroken is, mag u de machine
pas weer gebruiken als de afstelling of reparatie
voltooid is. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in
6)
acht neemt, kan de motor worden beschadigd.
Controleer de werking van de waarschuwingslampjes
als volgt:
•
Stel de parkeerrem in werking.
•
Draai het contactsleuteltje op A
maar start de motor niet. Het indicatielampje
voor de temperatuur van de koelvloeistof, de
laadindicator en het oliedruklampje moeten
branden. Als een van de lichtjes niet brandt, is
het lampje doorgebrand of heeft het systeem een
defect dat u moet repareren.
Brandstofmeter
,
De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er
in de tank zit. De meter werkt alleen wanneer het
contactsleuteltje in de stand A
Een enkele staaf geeft een laag brandstofpeil aan en
1 knipperende staaf geeft aan dat de brandstoftank
bijna leeg is.
Schakelaar vierwielaandrijving
Alleen modellen met vierwielaandrijving
Als de schakelaar van de vierwielaandrijving
5) aan staat, zal de machine de vierwielaandrijving
automatisch inschakelen als de sensor waarneemt
dat de achterwielen vrij ronddraaien. Als de
vierwielaandrijving ingeschakeld is licht de indicator in
de 4WD schakelaar op.
Vierwielaandrijving werkt enkel wanneer u vooruitrijdt
in de modus A
UTO
wenst te beschikken in A
van de vierwielaandrijving indrukken.
Schakelaar voor hydraulisch
systeem met hoge stroming
Uitsluitend TC-modellen
Zet de schakelaar aan om het hydraulische systeem
met hoge stroming in te schakelen
Claxonschakelaar
De claxonschakelaar bevindt zich op het
bedieningspaneel
claxonschakelaar om te claxonneren.
Toerenteller
De toerenteller geeft het toerental van de motor weer
(Figuur
6).
18
/V
AN
OORGLOEIEN
staat
(Figuur
AN
. Als u over vierwielaandrijving
, moet u de knop
CHTERUIT
(Figuur
(Figuur
5). Druk op de
,
6).
(Figuur
5).