Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Op De Voedingsspanning Aansluiten; Aansluiting Voorbereiden - Vega VEGAPULS 21 Handleiding

Radarsensor voor continue niveaumeting van vloeistoffen
Verberg thumbnails Zie ook voor VEGAPULS 21:
Inhoudsopgave

Advertenties

Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning
Verbindingskabel
VEGAPULS 21 • Tweedraads 4 ... 20 mA/HART
5

Op de voedingsspanning aansluiten

5.1

Aansluiting voorbereiden

Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
Elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten resp. losmaken.
De specificaties betreffende voedingsspanning vindt u in hoofdstuk "
Technische gegevens".
Opmerking:
Voed het instrument via een energiebegrensd circuit (vermogen max.
100 W) conform IEC 61010-1, z. B.:
Class 2-voeding (conform UL1310)
SELV-voeding (veiligheidslaagspanning) met passende interne of
externe begrenzing van de uitgangsstroom
Houdt rekening met de volgende extra invloeden voor de voedings-
spanning:
Lagere uitgangsspanning van het voedingsapparaat onder nomi-
nale belasting (bijv. bij een sensorstroom van 20,5 mA of 22 mA bij
storingsmelding)
Invloed van andere apparaten in het circuit (zie belastingswaarde
in het hoofdstuk " Technische gegevens")
Gebruik kabels met ronde doorsnede bij instrument met behuizing
en kabelwartel. Controleer voor welke kabeldiameter de kabelwartel
geschikt is, om de afdichtende werking van de kabelwartel te waar-
borgen (IP-beschermingsklasse).
Het instrument wordt met standaard 2-aderige kabel aangesloten.
Indien elektromagnetische instrooiingen worden verwacht, die boven
de testwaarden van de EN 61326 voor industriële omgeving liggen,
moet afgeschermde kabel worden gebruikt.
Opmerking:
In HART-multidropbedrijf is over het algemeen afgeschermde kabel
nodig
Opmerking:
Te hoge temperaturen kunnen de kabelisolatie beschadigen. Houd
daarom naast de omgevingstemperatuur ook rekening met de eigen-
opwarming van het instrument bij de temperatuurbestendigheid van
de kabel in de aansluitruimte
Bij een omgevingstemperatuur ≥ 50 °C (122 °F) moet de aansluitkabel voor
2)
een minimaal 20 °C (36 °F) hogere temperatuur zijn gedimensioneerd.
5 Op de voedingsspanning aansluiten
.
2)
19

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave