Inhoudsopgave
Advertenties
Gammapilot M FMG50
Meetsysteem opstelling
A
Hoogniveausignalering
B
Laagniveausignalering
3.2.5
Installatie-omstandigheden voor dichtheidsmeting
Voorwaarden
• Indien mogelijk, moet dichtheid worden gemeten in verticale leidingen met doorstroming
van beneden naar boven.
• Wanneer alleen horizontale leidingen bruikbaar zijn, moet het pad van de straal ook
horizontaal worden uitgevoerd teneinde de invloed van luchtbellen en afzettingen te
minimaliseren.
• De Endress+Hauser klemeenheid of een gelijkwaardige kleminstallatie moet worden
gebruikt om de bronhouder en de Gammapilot FMG50 op de meetleiding te bevestigen.
De klemeenheid zelf moet zodanig worden geïnstalleerd dat deze geschikt is voor het
gewicht van de bronhouder en de Gammapilot FMG50 onder alle te verwachten
bedrijfsomstandigheden.
• Het monsterpunt mag niet verder dan 20 m (66 ft) van het meetpunt zijn verwijderd.
• De afstand van de dichtheidsmeting tot leidingbochten is ≥3 x leidingdiameter en ≥10 x
leidingdiameter in geval van pompen.
Meetsysteem opstelling
De opstelling van de bronhouder en de Gammapilot FMG50 hangt af van de leidingdiameter
(of de doorgestraalde lengte) en het dichtheidsmeetbereik. Deze twee parameters bepalen het
meeteffect (relatieve verandering van de pulsfrequentie). Des te langer de doorgestraalde
lengte, des te groter is het meeteffect. Daarom verdient het aanbeveling een diagonale
doorstraling te gebruiken of een meetsectie voor kleine leidingdiameters.
Om de juiste opstelling van het meetsysteem te selecteren kunt u contact opnemen met uw
Endress+Hauser-vertegenwoordiging of gebruik maken van de Applicator™
1)
configuratiesoftware. De Applicator™ is verkrijgbaar bij uw Endress+Hauser vertegenwoordiging.
Endress+Hauser
A
B
Montage
A0018075
1)
15
Advertenties
Inhoudsopgave
