11. Verbind de koudemiddelleidingen eerst handmatig
met de afsluitventielen en verzeker u ervan dat zij
goed zitten.
G
Controleer of de zuig– en de inspuitleiding van de
koelkring op de juiste plaats zijn aangesloten!
12. Trek nu de schroefverbindingen met 2 gaffelsleutels
met de juiste sleutelwijdte goed vast.
Hou tijdens het schroeven in ieder geval met een
tweede gaffelsleutel tegen (zie afbeelding).
Vasttrekken
1ste gaffelsleutel
13. Voorzie de twee geïnstalleerde koudemiddelleidin-
gen, met inbegrip van de verbindingsstukken, van
warmte-isolatie.
14. Gebruik alleen diffusiedichte isolatieslangen die voor
het temperatuurbereik zijn toegelaten.
Bijkomende installatieaanwijzingen.
Bij de combinatie van de buitenunit met enkele
à
binnenunits kan het aansluitingsstuk van de koude-
middelleidingen verschillen. Monteer in dit geval de
mee-geleverde verloopschroeven aan de binnenunit.
Is de enkele lengte van de verbindingsleiding lan-
G
ger dan 5 m, moet er bij de eerste inbedrijfstelling
van de installatie koudemiddel bijgevuld worden.
Zie het hoofdstuk „Bijvulling van koudemiddel".
Olieterugvoermaatregelen
Als de buitenunit op een hoger niveau dan de binnen-
unit wordt geplaatst, moeten geschikte maatregelen
voor de olieterugvoer worden genomen.
Oliehefboog in de zuigleiding
naar de buitenunit 1x om de
2,5 stijgende meter
Radius:
50 mm
Dit gebeurt meestal door een oliehefboog te maken die
iedere 2,5 stijgende meter geïnstalleerd wordt.
10
Tegenhouden
2de gaffelsleutel
Buitenunit
max. 10 m
Binnenunit
Dichtheidsproef
Nadat alle verbindingen zijn gelegd, wordt de mano-
meterset als volgt aan de overeenkomstige schräder-
ventiel-aansluitingen bevestigd:
rood =
klein ventiel
blauw =
groot ventiel
Na de aansluiting wordt de dichtheidstest met droog
stikstof uitgevoerd.
Voor de dichtheidsproef worden de verbindingen met
lekzoekspray bespoten. Als er gasbellen te zien zijn, is
de verbinding niet goed uitgevoerd. Trek in dit geval de
schroeven vaster aan of maak eventueel een nieuwe
flens.
Na de dichtheidsproef wordt de overdruk uit de koude-
middelleidingen verwijderd en een vacuümpomp met
een absolute partiële einddruk van min. 0,01 mbar in-
geschakeld om de leidingen te vacumeren. Bovendien
wordt zo het nog aanwezige vocht uit de leidingen ver-
wijderd.
G
Er moet een vacuüm van min. 0,05 mbar worden
bereikt!
De vacumeertijd is afhankelijk van het leidingvolume
van de binnenunit en de lengte van de koudemiddel-
leidingen. Deze procedure duurt echter minstens 30 min.
Nadat de gassen en de vochtigheid volledig uit het
systeem zijn verwijderd, worden de ventielen van de
manometerset gesloten en de ventielen van de buiten-
unit geopend, zoals beschreven in hoofdstuk „Inbedrijf-
stelling"
Elektrische aansluiting
Er moet een elektrisch voedingskabel naar de buitenunit
en een 4-aderige stuurleiding van de buitenunit naar de
binnenunit worden gelegd.
Alle elektrische installaties mogen enkel door erkend en
gekwalificeerd personeel overeenkomstig de geldende
voorschriften worden uitgevoerd.
Neem voor de opstelling en inbedrijfstelling de
plaatselijk geldende toepassingsrichtlijnen en de
voorschriften van de plaatselijke nutsbedrijven in acht.
De aansluitingen van de buitenunit liggen in de unit, bo-
ven de koudemiddel-aansluitventielen.
De doorsnede van het elektrische voedingskabel is
afhankelijk van de bouwkundige omstandigheden en
het aangesloten vermogen van het apparaat.
Wij raden aan voor de stuurleidingen een afgeschermd
kabel met een doorsnede van minstens 1.5 mm² te
gebruiken.
Voordat aan het apparaat wordt gewerkt dient de
G
hoofdvoeding uitgeschakeld en tegen onbevoegd
inschakelen beveiligd te worden!
= inspuitdruk.
= zuigdruk.