Als de eerste interne gesprekspartner op
de Verbreektoets a drukt, blijft de ver-
binding tussen de bijgeschakelde handset
en de externe gesprekspartner in stand.
Naam van een handset wijzigen
Tijdens de aanmelding worden de namen
INT 1, INT 2 enz. automatisch toegewe-
zen. U kunt deze namen wijzigen. De
naam mag niet langer zijn dan 10 tekens.
De gewijzigde naam wordt in de lijst van
elke handset weergegeven.
u
Lijst met handsets openen. De
eigen handset is gemarkeerd
met <.
s
Handset selecteren.
Displaytoets indrukken.
§Wijzigen§
~
Naam invoeren.
Displaytoets indrukken.
§Opslaan§
Intern nummer van een handset
wijzigen
Een handset krijgt bij de aanmelding auto-
matisch het laagste vrije nummer. Als alle
nummers in gebruik zijn, wordt nummer 6
overschreven, mits deze handset zich in
de ruststand bevindt. U kunt de interne
nummers van alle aangemelde handsets
(1–6) wijzigen.
u
Lijst met handsets openen. De
eigen handset is gemarkeerd
met <.
Menu openen.
Opties
Nr. toewijzen
Selecteren en
De lijst met handsets wordt
weergegeven.
s
Het huidige nummer knippert.
Handset selecteren.
~
Nieuw intern nummer (1–6)
invoeren. Het eerdere num-
mer van de handset wordt
overschreven.
indrukken.
§OK
Meerdere handsets gebruiken
Displaytoets indrukken om de
§Opslaan§
instelling op te slaan.
a
Lang indrukken (ruststand).
Als een intern nummer twee keer wordt
toegewezen, hoort u het foutsignaal (aflo-
pende reeks tonen).
¤
Procedure herhalen met een nummer
dat nog niet is toegewezen.
Handset gebruiken voor
ruimtebewaking
Met de functie Ruimtebewaking wordt
een eerder opgeslagen bestem-
mingsnummer gebeld, zodra het inge-
stelde geluidsniveau wordt bereikt. Als
bestemmingsnummer kunt u zowel een
intern als extern nummer in de handset
opslaan.
De oproep naar een extern nummer wordt
na circa 90 seconden afgebroken. De
oproep naar een intern nummer (handset)
wordt na circa 3 minuten afgebroken
(afhankelijk van basisstation). Als deze
functie is ingesteld, zijn alle toetsen
geblokkeerd met uitzondering van de ver-
breektoets. De luidspreker van de handset
is uitgeschakeld.
Als de functie Ruimtebewaking is inge-
schakeld, wordt bij inkomende oproepen
op de handset geen belsignaal weerge-
geven, maar alleen een melding in het dis-
play. Het display en de toetsen zijn niet
verlicht en ook de attentietonen zijn uitge-
schakeld.
Als u een inkomende oproep beant-
woordt, wordt de functie Ruimtebewaking
voor de duur van het gesprek onderbro-
ken. De functie blijft echter ingeschakeld.
Als u de handset uitschakelt en vervolgens
weer inschakelt, blijft de functie Ruimte-
bewaking ingeschakeld.
33