8-3
SPECIFICATIE VOOR DE VOEDINGSPANNING
TER PLAATSE VOOR ZEKERINGEN EN
BEDRADING
Voedingsspanning bedrading
Zekerin-
Model
gen ter
Bedrad-
plaatse
ing
FXHQ32AVEB
H05VV-U3G
FXHQ63AVEB
16A
OPMERK-
ING 1)
FXHQ100AVEB
De maximaal toegestane lengte van de bedrading van de
afstandsbediening en de transmissie mag niet langer zijn dan:
(1)Bedrading afstandsbediening (binnenunit -
afstandsbediening).................................max. 500 m
(2)Transmissiebedrading ..... totale bedradingslengte 2.000 m
• Buitenunit - binnenunit......................max.1.000 m
• Buitenunit - BS-unit ..........................max.1.000 m
• BS-unit - binnenunit..........................max.1.000 m
• Binnenunit - binnenunit.....................max.1.000 m
OPMERKING
1. Wordt alleen getoond in geval van beschermde leidingen.
Maak in het geval dat geen sprake is van bescherming
gebruik van de H07RN-F.
2. Vinyldraad met mantel of kabel (isolatiedikte: 1 mm of meer)
8-4
BEDRADINGSMETHODE
<<Waarschuwing voor het bedraden>>
• De binnenunits in hetzelfde systeem kunnen op de voed-
ingsspanning van één hoofdschakelaar worden aangeslo-
ten. De hoofdschakelaar, de overspanningsschakelaar en de
bedrading moeten echter voldoen aan de desbetreffende
wetgeving.
• Voor de aansluiting op het klemmenblok, moet gebruik wor-
den gemaakt van de krimpringaansluitingen met geïsoleerde
huls, of de bedrading moet effectief worden geïsoleerd.
Isolatiekous
Bedrading
• Wanneer het bovenstaande niet aanwezig is, moet het
onderstaande in acht worden genomen.
• Het is verboden om een 2-draads transmissiebedrading met
twee verschillende afmetingen naar het klemmenblok voor
de voedingsspanning te gebruiken.
Verbinding van 2
Verbinding van 2
bedradingen aan
bedradingen van dezelfde
grootte moeten aan beide
één zijde is
verboden.
zijden worden uitgevoerd.
(Hierdoor kan een abnormale verhitting ontstaan wanneer de
bedrading niet goed is vastgezet.)
Nederlands
Bedrading van de
afstandsbediening
Transmissiebedrading
Afmetin-
Afmetin-
Bedrading
gen
gen
Bedrading-
safmetingen
Vinylkabel
en lengte
met mantel
0,75-
moeten over-
of kabel
eenkomen
(2-draads)
1,25mm
met de plaat-
OPMERK-
selijke
ING 2)
voorschriften
Ringtype
krimpaansluiting
Verbinding van
bedrading
aan verschillende
zijden is verboden.
• Maak gebruik van de vereiste bedrading, sluit deze goed aan
en bevestig deze zodanig dat een externe kracht, die op de
aansluitingen kan inwerken, deze niet los kunnen maken.
• Gebruik een geschikte schroevendraaier om de aansluit-
ingsschroeven goed vast te draaien. Wanneer een verkeerde
schroevendraaier wordt gebruikt, kan de schroefkop besch-
adigd raken en kan de schroef niet goed vast worden
gedraaid.
• Wanneer een aansluiting te vast wordt vastgedraaid, kan
deze beschadigd raken. Zie de onderstaande tabel voor het
aanhaalmoment van de aansluitingen.
Klemmenblok voor de bedrading van de
afstandsbediening en de transmissie
2
Klemmenblok voor de voedingsspanning
Aardklem
• Verleg de bedrading zodanig dat de aardleider uit de
inkeping van de cupring naar buiten komt. (In het andere
geval kan het aardleidercontact onvoldoende zijn en kan het
aardingseffect verloren gaan.)
• Bij gevlochten bedrading mag niet worden gesoldeerd.
<Bedrading voedingsspanning • aardingsbedrading •
bedrading afstandsbediening • verbindingsmethode trans-
missiebedrading>
(1) Houdt de schakeldoos vast, draai de bevestigingsschro-
even (2 stuks) los en verwijder het deksel van de schakel-
doos (Zie Afb. 31).
(2) Snijd de uitdrukopening weg en breng de kunststofbus (10)
(accessoire) op de achterkant of de bovenkant (metaal-
blad) aan.
(3) Trek de voedingskabel door het gat en sluit de kabel aan op
het klemmenblok voor de voedingsspanning (X2M;
tweepolig ) (Zie Afb. 31). Sluit de aardingsbedrading aan
op de aardingsaansluiting. Bindt de kabels vervolgens met
behulp van de meegeleverde kabelbinders (11) en klem (4)
tot een bundel, zodat er geen spanning kan komen te staan
op het gedeelte van de transmissiebedrading. (Zie Afb. 32)
(4) Trek de bedrading van de afstandsbediening en de trans-
missie door het gat en sluit de bedrading van de afstands-
bediening aan op [P1·P2] en de bedrading van de
transmissie aan op [F1·F2](geen polariteit) (Zie Afb. 32).
Bindt de kabels vervolgens met behulp van de meege-
leverde kabelbinders (11) en klem (4) tot een bundel, zodat
er geen spanning kan komen te staan op het gedeelte van
de transmissiebedrading. (Zie Afb. 32)
Aanhaalmoment
(N·m)
0,88±0,08
1,47±0,14
1,69±0,25
Krimpringaansluiting
Cupring
Inkeping
12