11 Toepassingen en functies
Werkingsprincipe
42
2. Meetkringnaam toekennen
Geef de meetkring een eenduidige benaming, zodat er geen
verwisselingen met andere meetkringen kan optreden.
3. Sensoringang kiezen (alleen bij instrumenten met HART)
Definieer, hoe de meetwaarde moet worden overgedragen (4 ...
20 mA- of HART). Bij de keuze HART moet de gewenste sensor
worden gekozen.
4. Sensorspecificaties definiëren
Kies bij 4 ... 20 mA het aangesloten sensortype, de meeteenheid
en het meetbereik van de aangesloten sensor. Bij HART moet de
gewenste sensorwaarde en de eenheid worden gedefinieerd.
5. Inregelwaarde definiëren
Voer de inregelwaarde van de meetkring voor 0% en 100% in.
6. Bedrijfsmodus van de pompregeling definiëren
Definieer de gewenste bedrijfsmodus van de pompregeling:
pompregeling 1/2 (dezelfde looptijd) of pompregeling 3/4 (vaste
volgorde). Bovendien kan de modus staffel- of pompwisselmodus
worden gekozen. Details over de werking vindt u in de inbedrijfna-
me-assistent en in de hierna genoemde toepassingsvoorbeelden.
7. Pompbewaking definiëren
In deze stap kan een bewaking van de pompen worden gecon-
figureerd. Bovendien kan een geforceerde pompomschakeling
worden ingeschakeld. Details over de werking vindt u in de inbe-
drijfname-assistent en de toepassingsvoorbeelden hierna.
8. Relaisschakelpunten configureren
Voer in de laatste stap de relaisschakelpunten in, waarbij de
pompen moeten worden geschakeld.
Toepassingsvoorbeeld pompregeling 1/2
De pompsturing 1/2 wordt gebruikt, om meerdere pompen met de-
zelfde functie afhankelijk van de momentele looptijd aan te sturen. De
pomp met de laagste looptijd wordt telkens ingeschakeld en de pomp
met de langste looptijd uitgeschakeld. Bij grotere vraag kunnen alle
pompen afhankelijk van de ingestelde schakelpunten ook tegelijker-
tijd draaien. Door deze maatregel wordt een evenwichtige belasting
van de pompen bereikt en de bedrijfsveiligheid wordt verhoogd.
Alle relais met geactiveerde pompbesturing worden afhankelijk van
de momentele bedrijfstijd in- of uitgeschakeld. De regelaar kiest bij
het bereiken van een inschakelpunt het relais met de kortste be-
drijfstijd en bij het bereiken van een uitschakelpunt het relais met de
langste bedrijfstijd.
Via de digitale ingangen kunnen bovendien eventuele storingsmeldin-
gen van de pompen worden verwerkt.
Bij deze pompsturing wordt onderscheid gemaakt tussen twee
varianten:
VEGAMET 862 • 4 ... 20 mA/HART