7.
Zorg ervoor dat het tractiepedaal in neutraal
staat en start de motor.
8.
Sta op uit de stoel.
Opmerking:
De motor moet blijven draaien.
9.
Ga terug op de stoel zitten en schakel de
parkeerrem uit door de SmartPark-schakelaar
naar Uit de duwen.
Opmerking:
De motor moet blijven draaien.
10.
Sta op uit de stoel.
Opmerking:
De rem moet automatisch
ingeschakeld worden en de motor moet blijven
draaien.
11.
Ga terug op de stoel zitten en stel de
maaimessen in werking door de messchakelaar
omhoog te trekken.
12.
Sta op uit de stoel.
Opmerking:
De messen moeten uitgeschakeld
worden en de motor moet blijven draaien.
13.
Ga terug op de stoel zitten en trek de
messchakelaar omhoog.
Opmerking:
De messen moeten ingeschakeld
worden.
14.
Duw de messchakelaar naar beneden.
Opmerking:
De messen moeten tot stilstand
komen.
15.
Schakel de messen in door de messchakelaar
omhoog te trekken.
16.
Zet het tractiepedaal in neutraal.
Opmerking:
De messen moeten tot stilstand
komen.
17.
Schakel de messen in door de messchakelaar
omhoog te trekken.
18.
Draai de KeyChoice-schakelaar naar Aan en
laat de schakelaar los.
Opmerking:
Het lampje 'werken in achteruit'
moet gaan branden.
19.
Zet het tractiepedaal in achteruit.
Opmerking:
De messen moeten ingeschakeld
blijven.
20.
Duw de aftakasschakelaar naar de Uit-stand.
Opmerking:
De messen moeten uitgeschakeld
worden en het waarschuwingslampje voor
achteruitrijden moet doven.
21.
Schakel de parkeerrem in door de
SmartPark-schakelaar naar de Aan-stand
te duwen.
Opmerking:
De rem moet ingeschakeld
worden, en het remlicht moet gaan branden.
22.
Druk het tractiepedaal in en laat het opkomen
(in voor- of achteruit).
Opmerking:
worden, en het remlicht moet doven.
23.
Sta op van de stoel en duw het tractiepedaal in
vooruit of achteruit.
Opmerking:
Motor starten
Belangrijk:
Stel de startmotor telkens niet langer
dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor
langer dan 5 seconden in werking stelt, kan
deze worden beschadigd. Als de motor niet wil
starten, moet u 10 seconden wachten voordat u
de startmotor opnieuw in werking stelt.
Ga op de bestuurdersstoel zitten en zorg dat de
parkeerrem ingeschakeld is
De parkeerrem gebruiken
(SmartPark
De parkeerrem wordt elektronisch geactiveerd.
Activeer de parkeerrem op een van de volgende
manieren:
•
Zet de SmartPark
23
De rem moet uitgeschakeld
De motor moet afslaan.
(Figuur
10).
Figuur 10
™
)
™
-schakelaar op Aan
g027831
(Figuur
5).