Hoofdstuk 7. PC-aansluiting
de computer automatisch opnieuw zal opstarten of dat u
op een later tijdstip de computer zelf opnieuw wilt star-
ten. Klik op Voltooien.
Nadat uw computer opnieuw opgestart is, is de deïnstal-
latie van de Companion Suite beëindigd.
C
S
OMPANION
UITE
Start de Companion Suite door op het pictogram Com-
panion Director op uw desktop te klikken of in het
Startmenu Start > Programma's > Companion Suite >
Companion Suite > Companion Director te selecte-
ren. U kunt het uiterlijk van het Startmenu veranderen
door met de rechter muistoets te klikken.
Klik op Adresboek om de telefoonboek van uw faxap-
paraat te bewerken. Klik op Instellingen om de ba-
sisinstellingen van uw faxapparaat te bewerken. Onder
Status kunt u de instellingen voor de indicatie van het
tonerniveau selecteren. Als u documenten wilt scannen,
klikt u op het grote symbool Doc Manager in het mid-
den van het Startmenu.
Telefoonboek bewerken
Met de Companion Suite kunt u de invoeren van uw
faxapparaat, het adresboekje van Windows® en van Mi-
crosoft Outlook® bewerken. Klik op de knop Adres-
boek.
Selecteer het laserfaxapparaat om de invoeren van de
gebruiken
telefoonboek te bewerken. U kunt nieuwe invoeren of
groepen aan uw register toevoegen, deze bewerken of wis-
sen en een lijst van alle invoeren afdrukken.
¡
Invoer toevoegen
Selecteer Nieuw om een invoer toe te voegen. U kunt
selecteren of u een afzonderlijke invoer of een groep wilt
toevoegen.
Toets naam en nummer in en selecteer de transmissiesnel-
heid voor faxberichten naar deze ontvanger (zie ook hoofd-
stuk Telefoon / Telefoonboek). Bevestig dit met OK.
7. PC-aansluiting
7. PC-aansluiting
U kunt bestaande invoeren tussen de adres-
boekjes van Windows®, Micro soft Outlook®
en uw laserfaxapparaat uitwisselen. Markeer de
invoer die u naar een ander adresboekje wilt kopi-
eren in het rechter menuvenster. Sleep deze invoer
met ingedrukte muistoets in het linker menuven-
ster naar het adresboekje, waar u de invoer heen
wilt kopiëren.
33