Hoofdstuk 3. Telefoon
3. Telefoon
Telefoneren
Kies het gewenste nummer en neem de hoorn van de
haak. Als u invoeren uit uw telefoonboek oproept, is het
mogelijk de nummers te bewerken nadat u ze opgeroepen
hebt. U kunt bijvoorbeeld kengetallen of doorkiesnum-
mers toevoegen of wissen
¼
Druk op
, om met de hoorn op de haak een num-
mer te draaien. U hoort de kiestoon uit de luidspreker,
het nummer wordt meteen gedraaid.
U kunt ook eerst de hoorn opnemen en dan een num-
mer intoetsen, de verbinding wordt meteen tot stand
gebracht. Verkeerde cijfers kunt u niet meer corrigeren.
¡
¾
Met
beweegt u de cursor op het
scherm. Met C of
cijfers of letters. Met STOP onderbreekt u de pro-
cedure zonder op te slaan en keert u terug naar de
uitgangspositie.
Nummerherhaling
In de nummerherhalingslijst zijn de laatste tien gekozen
nummers opgeslagen.
º
1
Druk op
.
¾
2
Selecteer met
het gewenste nummer. Druk op
OK, om het nummer te bewerken. Met
weegt u de cursor; met C wist u afzonderlijke cij-
fers.
3
Neem de hoorn van de haak; het nummer wordt
meteen opgeroepen.
Telefoonboek
}
Met de
-toets roept u de telefoonboekfuncties op.
U kunt nieuwe invoeren opslaan, naar invoeren zoeken,
groepen aanleggen en bewerken. Het geheugen van uw
faxapparaat heeft plaats voor ca. 200 invoeren; het juiste
aantal hangt af van de lengte van de namen en de num-
mers. De invoeren kunnen max. 20 tekens lang zijn.
Nieuwe invoer opslaan
}
Druk op
.
1
\
wist u afzonderlijke
¾
be-
¾ kiescodes
Selecteer met
2
met OK.
3
Toets met de lettertoetsen een naam in. Druk
de gewenste toets gelijktijdig in om hoofdletters in
½
te toetsen. Met de
-toets voegt u een spatie in.
De speciale tekens staan rechts boven de lettertoetsen
aangegeven. Druk de blauwe toets en de desbetref-
fende lettertoets gelijktijdig in om speciale tekens in
te toetsen. Het is niet mogelijk op de eerste plaats
van een naam een speciaal teken in te voegen. Beves-
tig dit met OK.
Toets met de cijfertoetsen het nummer in. Bevestig
4
dit met OK.
5
Kies de snelheid voor de faxtransmissie naar deze
abonnee. Normaal gesproken kunt u de hoogste
snelheid selecteren. Als de slechtere lijnkwaliteit –
bijvoorbeeld naar een ontvanger in overzee – bekend
is, kiest u een lagere snelheid om tijd en telefoonkos-
ten voor de automatische aanpassing te besparen.
Telefoonboek gebruiken
}
Druk op
.
1
¾ zoeken
2
Selecteer met
Toets de beginletters in of selecteer met
3
naam uit de lijst.
Neem de hoorn van de haak of – wanneer u een fax
4
wilt versturen – druk op START.
¡
zoeken
De functie
wijl u telefoneert.
Invoeren bewerken
}
1
Druk op
.
¾ wijzigen
Selecteer met
2
OK.
3
Toets de beginletters in of selecteer met
voer die u wilt wijzigen. Bevestig dit met OK.
Wijzig de opgeslagen naam, het nummer en de trans-
4
¾
missiesnelheid. Met
\
C of
wist u afzonderlijke letters of cijfers.
5
Bevestig de wijzigingen met OK.
3. Telefoon
3. Telefoon
, en bevestig dit
+
en
, en bevestig dit met OK.
¾
een
functioneert ook ter-
, en bevestig dit met
¾
de in-
beweegt u de cursor. Met
19