•
Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op
de grond wanneer u de machine op een helling
gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt
op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
•
Wees uiterst voorzichtig met grasopvangsystemen
of andere werktuigen. Deze kunnen de machine
minder stabiel maken, waardoor u de controle
over de machine kunt verliezen.
De werking van de machine
leren begrijpen
U moet zich oefenen in het rijden met de machine
omdat ze een hydrostatische transmissie heeft en
anders kan reageren dan andere gazonmachines. Bij
het gebruik van de tractie-eenheid, de maai-eenheid
of andere werktuigen moet u er rekening mee houden
dat de transmissie, het toerental en de belasting van
de maaimessen of andere werktuigen van invloed zijn
op de prestaties van de machine.
Dankzij Toro Smart Power™ hoeft u niet naar de
motor te luisteren wanneer de machine zwaar belast
wordt. Smart Power voorkomt dat de motor te zwaar
belast wordt in zware maaiomstandigheden door
de machinesnelheid automatisch te regelen en de
maaiprestaties te optimaliseren.
U kunt de remmen gebruiken ter ondersteuning bij
het draaien van de machine. Ga echter voorzichtig
te werk indien u ze gebruikt, in het bijzonder op
zacht of nat gras, omdat het gazon per ongeluk kan
scheuren. De remmen kunnen ook worden gebruikt
om de machine grip te laten houden. In sommige
heuvelachtige omstandigheden kan het hoogste
wiel slippen en grip verliezen. Als deze situatie zich
voordoet, trapt u het stuurpedaal voor het hoogste
wiel geleidelijk en met tussenpozen in totdat dit wiel
niet meer slipt. Hierbij wordt de tractie op het laagste
wiel vergroot.
De tractiehulp werkt automatisch en vereist geen
handelingen van de bestuurder. Als een wiel begint te
slippen, wordt de stroom automatisch verdeeld tussen
de voor- en achterwielen om slippen van de wielen en
tractieverlies te beperken.
Voordat u de motor afzet, moet u alle
bedieningsorganen uitschakelen en de gashendel op
L
zetten. Als u de gashendel op L
ANGZAAM
zet, worden het motortoerental, het lawaai en de
trillingen verlaagd. Draai het sleuteltje op
de motor af te zetten. Verwijder de sleutel als u de
bestuurderspositie verlaat.
Voordat u de machine transporteert, moet
u de maai-eenheden opheffen en de
transportvergrendelingen vastzetten
35).
1. Transportvergrendeling (zijmaai-eenheden)
Gebruik van de machine
•
•
•
•
•
•
ANGZAAM
om
UIT
Tegengewicht
(Figuur
Het tegengewichtsysteem oefent hydraulische
tegendruk uit op de hefcilinders van de maaidekken.
42
Figuur 35
Start de motor en laat deze op
stationair lopen om warm te worden. Zet de
toerentalschakelaar van de motor in
, breng de maai-eenheden omhoog,
STATIONAIR
zet de parkeerrem vrij, druk het tractiepedaal om
vooruit te rijden in en rij voorzichtig naar een open
terrein.
Oefen u in het vooruit- en achteruitrijden en in
starten en stoppen van de machine. Om de
machine te stoppen, neemt u uw voet van het
tractiepedaal en laat u het terugkeren in de
of trapt u het achteruit-pedaal in.
NEUTRAALSTAND
Opmerking:
Als u met de machine een helling
afdaalt, zult u soms het achteruitpedaal moeten
gebruiken om te stoppen.
Oefen met het ontwijken van obstakels met
de maai-eenheden omhoog en omlaag. Wees
voorzichtig als u tussen smalle objecten rijdt
zodat u de machine of de maai-eenheden niet
beschadigt.
Rijd altijd langzaam op oneffen terrein.
Als u een obstakel tegenkomt, moet u de
maai-eenheden tillen zodat u er omheen kunt
maaien.
Als u de machine van het ene maaigebied naar het
andere rijdt, moet u de maai-eenheden volledig
omhoog brengen, de aftakas uitschakelen, de
schakelaar Maaidekken/transport op T
zetten en de gashendel op S
g011550
HALFGAS
HOOG
RANSPORT
zetten.
NEL