Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Alarminstellingen; Brandalarmen; Externe Alarmen; Alarmgrenzen - Swegon COMPACT Unit Bedrijfs- En Onderhoudsvoorschriften

Verberg thumbnails Zie ook voor COMPACT Unit:
Inhoudsopgave

Advertenties

12

ALARMINSTELLINGEN

12.1 Brandalarmen

EXTERN BRANDALARM
De ingangen Ingang 1 en Ingang 2 kunnen worden gebruikt voor externe
brandbeveiligingapparatuur. U kunt instellen of het resetten van alarmen
handmatig of automatisch gebeurt.
INTERN BRANDALARM
De interne temperatuursensors van de luchtbehandelingsunit functioneren
als thermostaten voor brandbeveiliging. Er gaat een alarm af wanneer de
temperatuursensor voor toevoerlucht een temperatuur hoger dan 70°C
registreert of wanneer de temperatuursensor voor retourlucht een tempera-
tuur hoger dan 50°C registreert.
Als er een externe temperatuursensor voor retourlucht/ruimte is aange-
sloten en geactiveerd, werkt deze parallel met de temperatuursensor voor
retourlucht van de unit.
VENTILATOREN IN HET GEVAL VAN BRAND
De ventilatoren in de luchtbehandelingsunit kunnen worden gebruikt voor
het lozen van gassen, etc.
De geactiveerde functie werkt samen met de functie voor externe brand/
rook of het interne brandalarm.
Als de luchtbehandelingsunit niet in bedrijf is, worden de vooraf gese-
lecteerde ventilatoren gestart, ongeacht of Extern stoppen of Handmatig
stoppen is geactiveerd in de handterminal.
Het kleprelais in de luchtbehandelingsunit wordt geactiveerd en het bedrijfs-
relais wordt gedeactiveerd.
De kleppen die vooraf zijn geselecteerd om in geval van brand in bedrijf
te blijven, moeten worden aangesloten op het kleprelais en deze kleppen
worden geopend. De kleppen die in geval van brand moeten worden
gesloten, moeten worden aangesloten op het in-bedrijfrelais en deze
kleppen worden gesloten.
VENTILATORTOERENTAL IN GEVAL VAN BRAND
Wordt automatisch geactiveerd als de ventilatoren zijn geactiveerd in geval
van brand (zie boven). Hierdoor kan de maximumsnelheid van de ventilato-
ren worden beperkt.
Instellingen:
Waarde
Instellings-
bereik
Intern brandalarm
0=inactief
1=geactiveerd
Extern brandalarm
auto/handmatig
Ventilator in geval van
Inactief/EA/SA/
brand
SA+EA
Ventilatorsnelheid in
10-100%
geval van brand, SA
Ventilatorsnelheid in
10-100%
geval van brand, EA

12.2 Externe alarmen

EXTERNE ALARMEN 1 en 2
De ingangen Ingang 1 en Ingang 2 kunnen worden gebruikt voor ex-
terne alarmen (kan worden geselecteerd onder Ingangen/uitgangen).
Meestal gebruikt voor:
– Motorbeveiliging voor de circulatiepomp in de koeling of verwarming.
– Servicealarm geactiveerd door rookmelders.
Stel de tijdvertraging in en stel in of het alarm wordt geactiveerd bij het
sluiten van of het verbreken van de aansluiting met de ingang.
Instellingen:
Waarde
Tijdvertraging
Alarm bij sluiting
Alarm resetten
Wijzigingen voorbehouden.
Fabrieks-
instelling
0
handmatig
Inactief
100%
100%
Instelling
Fabriek
bereik
instellingen
1-600 sec
10 sec
1=sluiting
1
0=verbreking van aansluiting
0=auto/1=handmatig 0
INSTALLATIE
ALARMINSTELLING

12.3 Alarmgrenzen

Wijzigingen in de fabrieksinstellingen voor de alarmgrenzen mogen
alleen worden doorgevoerd als u hiervoor speciale redenen hebt. U
dient op de hoogte te zijn van de gevolgen.
TEMPERATUUR
AFW. IL-TEMP (afwijkende toevoertemperatuur) geeft aan in welke mate de
toevoertemperatuur onder het instelpunt van de toevoertemperatuur mag
liggen voordat een alarm wordt geactiveerd.
MIN. UL-TEMP (minimale retourtemperatuur) geeft aan hoe laag de retour-
temperatuur mag zijn voordat een alarm wordt geactiveerd.
FILTERS
TOEVOERLUCHT/RETOURLUCHT geeft aan bij welk niveau van contaminatie
een alarm wordt geactiveerd.
WARMTEWISSELAAR
ALARMGRENS geeft aan bij welke drukstijging een alarm wordt geacti-
veerd, als er een extra geïnstalleerde druksensor is voor de ontdooifunctie
van de warmtewisselaar.
SERVICEPERIODE
Hiermee wordt de periode tot het volgende onderhoud aangegeven.
Instellingen:
Waarde
TEMPERATUUR
Afwijkende toevoerluchttemperatuur
5 °C
Minimum retourtemperatuur
FILTERS
Toevoerlucht
Retourlucht
Toevoerlucht, voorfilter.
Retourlucht, voorfilter.
WARMTEWISSELAAR
Alarmgrens
SERVICEPERIODE
Alarmgrens
*Afhankelijk van welke beveiligingsfunctie is gekozen.

12.4 Alarmprioriteit

Als u de alarmprioriteit wilt wijzigen, moet u hiervoor een speciale
reden hebben en moet u op de hoogte zijn van de gevolgen.
Wijzigingen in de prioriteit mogen alleen worden doorgevoerd als
u hiervoor speciale redenen hebt. U dient op de hoogte te zijn van
de gevolgen. De prioriteit van sommige alarmen kan niet worden
gewijzigd.
Instellingen:
Zie 18.2 Alarmbeschrijvingen.
NL.COMPACTUTSK.211115
*ALARMINSTELLING*
BRANDALARM
EXTERN ALARM
ALARMGRENZEN
ALARMPRIORITEIT
Instelling
Fabriek
bereik
instellingen
2-15 °C
8-20 °C
15 °C
50-300 Pa/
100 Pa/
5-20%*
10%*
50-300 Pa/
100 Pa/
5-20%*
10%*
50-300 Pa
100 Pa
50-300 Pa
100 Pa
30-100
Pa 50 Pa
0-99 maanden 12 maanden
www.swegon.com
41

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Compact top

Inhoudsopgave