8.2.1.1 UGI-regeling
Met de UGI-regeling wordt de uitlaatluchtgerelateerde
regeling van de inlaatlucht bedoeld. Dit betekent dat de
temperatuur van de inlaatlucht wordt geregeld in relatie
tot de temperatuur van de uitlaatlucht.
De inlaatluchttemperatuur wordt normaal gesproken zo
geregeld dat deze een paar graden lager is dan de uit-
laatluchttemperatuur. Op die manier wordt de warmte-
uitwisselaar optimaal gebruikt, wat een zeer economisch
gebruik betekent. De UGI-regeling is geschikt voor ruimtes
met een warmteoverschot (door o.a. machines, verlichting
of mensen) en met inlaatluchteenheden die geschikt zijn
voor lucht met een lagere dan de gewenste temperatuur.
UGI-REGELING 1
Een af fabriek ingestelde curve regelt de verhouding tus-
sen in- en uitlaatluchttemperatuur.
Zie diagram rechts.
De stappen, het knikpunt en het UL-/IL-verschil kunnen
worden gewijzigd in GEBRUIKERSNIVEAU onder TEMPE-
RATUUR/INSTELLING.
Instellingen:
Waarde
Stap
Knikpunt
(betreft uitlaatluchttemperatuur)
UL-/IL-verschil
Het instelgebied voor Knikpunt en UL-/IL-verschil wordt
beperkt door de Min. en Max. instellingen in INSTALLATI-
ENIVEAU onder HANDTERMINAL.
UGI-REGELING 2
Wordt gebruikt als speciale behoeften en omstandigheden
ertoe leiden dat de af fabriek ingestelde curve in UGI-
regeling 1 niet het gewenste resultaat geven. Afhankelijk
van de uitgevoerde instellingen kan installatie van een
nawarmtebatterij vereist zijn.
Een individueel aangepaste curve regelt de verhouding
tussen in- en uitlaatluchttemperatuur.
Zie diagram rechts.
Bij GEBRUIKERSNIVEAU onder TEMPERATUUR/INSTELLING
zijn de volgende instelmogelijkheden:
Waarde
Uitlaatluchttemperatuur
X1
X2
X3
Wenswaarde inlaatluchttemp.
Y1
Y2
Y3
De functies verschuiving wenswaarde en zomernacht-koe-
len kunnen ook ingestelde temperaturen beïnvloeden.
20
www.swegon.com
Instel-
Fabrieks-
gebied
instelling
1 - 4
1
15-23 °C
20 °C
1-5 °C
2 °C
Instel-
Fabrieks-
gebied
instelling
10-38 °C
15 °C
11-39 °C
20 °C
12-40 °C
22 °C
10-40 °C
20 °C
10-40 °C
18 °C
10-40 °C
14 °C
UGI-regeling 1
20
15
10
15
Uitlaatluchttemperatuur °C
De fabrieksinstelling betekent:
Bij een uitlaatluchttemperatuur < 20 °C (knikpunt) wordt
de wenswaarde voor de inlaatluchttemperatuur automa-
tisch omlaag bijgesteld, zodat deze 2 °C (UL-/IL-verschil)
lager is.
Als de retourtemperatuur boven 20°C ligt, volgt het instel-
punt van de toevoertemperatuur de grafiek overeenkom-
stig Stap 1.
UGI-regeling 2
22
1
20
15
10
9
12
15
X = Uitlaatluchttemperatuur °C
De af fabriek ingestelde knikpunten betekenen het volgende:
Bij een uitlaatluchttemperatuur < 15 °C (X1) is de ge-
wenste temperatuurwaarde voor de inlaatlucht constant
20 °C (Y1).
Bij een uitlaatluchttemperatuur van 20 °C (X2) is de ge-
wenste temperatuurwaarde voor de inlaatlucht 18 °C
(Y2).
Bij een uitlaatluchttemperatuur > 22 °C (X3) is de ge-
wenste temperatuurwaarde voor de inlaatlucht constant
14 °C (Y3).
NL.COMPACTUTSK.211115
Stap 2
Knikpunt
Stap 3
Stap 4
20
2
3
20
25
Wijzigingen voorbehouden.
25
27