12 Instellingen aan
het toestel
Cursornavigatie 1
Met [ beweegt u de cursor. Met C wist u de tekens
afzonderlijk. Met j verlaat u het menu en keert u
naar de uitgangsmodus terug.
Tijd en datum invoeren
1 Druk op OK, 91 en OK.
2 Voer het tijdstip in, bijvoorbeeld 14 00 voor 14
uur.
3 Voer de datum in (telkens twee cijfers) bijvoorbeeld
08 06 07 voor 8 juni 2007.
4 Bevestig met OK.
Klok na stroomonderbreking
Na een korte stroomonderbreking moet u de klok en
de datum controleren. Bevestig met OK.
Taal kiezen
1 Druk op OK, 92 en OK.
2 Kies met [ de gewenste displaytaal.
3 Bevestig met OK.
Nummer invoeren
kopregel
Uw nummer en uw naam worden aan de bovenkant van
elke pagina (= kopregel) samen met de datum, de tijd en
het paginanummer meegestuurd.
1 Druk op OK, 94 en OK.
2 Voer uw telefoonnummer in. Met # of * kunt u een
plus-teken intoetsen.
3 Bevestig met OK.
Naam invoeren
1 Druk op OK, 95 en OK.
2 Voer de naam via het lettertoetsenbord in. Hoofdletters
voert u in met ingedrukte +-toets. Afzonderlijke tekens
wist u met \. Spaties voert u in met ½. Druk op
CTRL en de betreffende lettertoets om het daarboven
staande speciale teken in te voeren.
Met [ beweegt u de cursor. Met C wist u de te-
kens afzonderlijk.
3 Bevestig met OK.
Kontrast instellen
Kontrast instellen
Voor het kopiëren en versturen van faxberichten kunt u uit
verschillende contrastniveaus kiezen.
1 Druk op OK, 44 en OK.
2 Kies met [ het gewenste contrast:
CONTRAST: LICHT – Voor lichtere kopieën en verstu-
ren van faxen
CONTRAST:NORMAAL – Voor alle soorten documenten
(bijvoorbeeld witte tekst op zwarte achtergrond of docu-
menten met een kleurige achtergrond)
CONTR.:OPTIMAAL (fabrieksinstelling) – Geoptimali-
seerde aanpassing voor het afdrukken van teksten en foto's
CONTRAST:DONKER – Voor donkere kopieën en ver-
sturen van faxen (bijvoorbeeld documenten met bijna
kleurloos schrift)
3 Bevestig met OK.
Speciale instelling/Basisinstelling
De gewijzigde instellingen worden als nieuwe basis-
instellingen opgeslagen. Kies voor een eenmalige
procedure een speciale functie, denk eraan daarna
een standaard instelling of de fabrieksinstelling weer
in te stellen.
Transmissiesnelheid reduceren
Transmissiesnelheid reduceren
Het toestel past de transmissiesnelheid aan aan de lijnkwa-
liteit. Vooral bij overzeese verbindingen kan het enige tijd
duren. Stel een lage transmissiesnelheid in wanneer u fax-
berichten stuurt in netten met een slechte lijnkwaliteit.
1 Druk op OK, 38 en OK.
2 Kies met [ JA , wanneer u de transmissiesnelheid op
4.800¦bps wil aanpassen (met het optie NEE past het
toestel de snelheid automatisch aan).
3 Bevestig met OK.
Aanpassing van de pagina's in- en
uitschakelen
Aanpassing van de pagina's
Om te vermijden dat er informatie verloren gaat, worden
binnenkomende faxberichten verkleind uitgeprint.
1 Druk op OK, 37 en OK.
2 Kies met [ of u het verkleinen van de pagina's wilt
in- of uitschakelen.
3 Bevestig met OK.
35