Lynx Smart BMS
• Beide bovenstaande condities moeten 3 minuten stabiel zijn.
Als de accu niet volledig geladen wordt of als de automatische synchronisatie niet wordt uitgevoerd, zal de laadstatus af gaan
wijken en zal uiteindelijk niet de daadwerkelijke laadstatus van de accu weergeven worden.
De laadtoestand kan ook handmatig gesynchroniseerd en ingesteld worden via de VictronConnect-app (vereist VictronConnect
v5.70 of later).
8.5.3. Laadstatus neemt niet snel genoeg toe/af, of te snel tijdens het laden/ontladen.
Dit kan gebeurenals de accumonitor denkt dat de accu groter of kleiner is dan deze in werkelijkheid is. Controleer of de
accucapaciteit correct is ingesteld.
8.5.4. Problemen met synchronisatie
Als de accubewaker niet automatisch synchroniseert kan het mogelijk zijn dat de accu nooit zijn volledig opgeladen status bereikt.
Laad de accu volledig op en kijk of de laadstatus uiteindelijk 100 % aangeeft.
Een andere mogelijkheid is dat de Laadspanning-instelling moet worden verlaagd en/of de Staartstroom-instelling moet worden
verhoogd.
Het is ook mogelijk dat de accumonitor te vroeg een synchronisatie uitvoert. Dit kan gebeuren in systemen met zonnepanelen of
systemen met fluctuerende laadstromen. Als dit het geval is, probeer dan de instellingen voor de laadspanning, de staartstroom
en de laaddetectietijd iets te verlagen.
8.6. Problemen met VictronConnect
Onderbroken firmware-update
Dit is te herstellen. Probeer de firmware opnieuw bij te werken.
8.7. GX-Apparaat problemen
In dit hoofdstuk worden alleen de meest voorkomende problemen beschreven. Als dit hoofdstuk het probleem niet oplost,
raadpleeg dan de handleiding van het GX-apparaat.
Onjuist CAN-bus-profiel geselecteerd.
Controleer dat VE.Can is ingesteld om het juiste CAN-bus-profiel te gebruiken. Ga op het GX-apparaat naar Instellingen/
Services/VE.Can-poort en controleer of het is ingesteld op "VE.Can & Lynx Ion BMS (250 kbit/s)".
Zorg er ook voor dat het Lynx Smart BMS is verbonden met de VE.Can-poort van het GX-apparaat en niet met de BMS-Can-
poort (bijv. op een Cerbo GX).
Probleem met een RJ45-afsluiting of -kabel
VE.Can-apparaten met elkaar verbonden in "daisy chain" (doorgelust) en een
RJ45-afsluiting
moet gebruikt worden op het eerste
en het laatste apparaat in de reeks.
Als VE.Can-apparaten met elkaar verbonden worden, moeten altijd "certificeerde"
RJ45 UTP-kabels
gebruikt worden. Maak deze
kabels niet zelf. Veel communicatie- en andere schijnbaar niet-gerelateerde productproblemen worden veroorzaakt door defecte
zelfgemaakte kabels.
Pagina 31
Probleemoplossing en ondersteuning