De batterij
Lees en volg de waarschuwingen in "Voor uw veiligheid" (A ix-xii) voor u de batterij gebruikt.
Controleer het batterijniveau voordat u de camera gebruikt. Vervang de batterij zo nodig of laad
de batterij op. Blijf de batterij niet opladen wanneer deze vol is. Dit kan de werking van de batterij
verminderen. Neem indien mogelijk een volledig opgeladen reservebatterij mee wanneer u
foto's wilt nemen tijdens belangrijke gelegenheden.
Gebruik de batterij niet bij een omgevingstemperatuur van minder dan 0°C of meer dan 40°C.
Bij een batterijtemperatuur tussen 0°C en 10°C of 45°C tot 60°C kan de oplaadcapaciteit afnemen.
De batterij wordt niet opgeladen bij een omgevingstemperatuur van minder dan 0°C of meer
dan 60°C.
De batterij kan warm worden tijdens het gebruik. Laat de batterij vóór het opladen eerst afkoelen.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen niet naleeft, kan dit de batterij beschadigen, de goede
werking ervan hinderen of normaal opladen onmogelijk maken.
Op koude dagen is de capaciteit van batterijen vaak minder. Laad de batterij goed op voordat u
naar buiten gaat in koud weer.
Houd reservebatterijen bij de hand op een warme plaats en wissel zo nodig om. Een koude
batterij die u weer opwarmt kan een beetje van zijn lading terugkrijgen.
Vuil op de contactpunten kan ertoe leiden dat de camera niet werkt. Als de contactpunten van
de batterij vies zijn, moet u deze vóór gebruik schoonmaken met een schone, droge doek.
Als de batterij langere tijd niet zal worden gebruikt, plaatst u deze in de camera en laat u de
batterij leeglopen. Daarna kunt u de batterij verwijderen en opbergen. De batterij moet op een
koele plek worden bewaard omgevingstemperatuur 15°C tot 25°C. Bewaar de batterij niet op een
warme of extreem koude plaats.
Verwijder de batterij altijd uit de camera of batterijlader wanneer u de apparatuur niet gebruikt.
Wanneer u de batterij laat zitten, wordt altijd een klein beetje stroom verbruikt, ook al gebruikt u
het apparaat niet. Hierdoor kan de batterij te ver leeglopen en compleet stoppen met werken.
Wanneer u de camera in- of uitschakelt wanneer de batterij leeg is, kan dit de gebruiksduur van
de batterij verminderen. Wanneer de batterij bijna leeg is, moet u de batterij eerst opladen.
Laad de batterij minstens eenmaal in de zes maanden op en laat de batterij helemaal leeglopen
voordat u hem weer opbergt.
Nadat u de batterij uit de camera of batterijlader hebt gehaald, plaatst u het meegeleverde
afdekkapje op de batterij. Bewaar de batterij nu op een koele plaats.
F5