2
Zet de antenne omhoog.
NB: Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u via het bedie-
ningspaneel de netwerkinstellingen configureren. Zie pagina E.6.
U gebruikt hiervoor de met de kaart geleverde software. Zie de
handleiding van de betreffende software voor meer informatie.
De printer aanzetten
1
Sluit het netsnoer aan op de aansluiting aan de achterkant
van de printer.
2
Steek het andere uiteinde in een geaard stopcontact en zet
met de aan-/uitschakelaar de printer aan.
L
:
ET OP
• Het fixeergedeelte achterin de binnenzijde van de printer wordt
heet zodra u de printer aanzet. Zorg dat u zich hier niet aan
brandt wanneer u in dit gedeelte van de printer komt.
• Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. Hierdoor
kunt u een elektrische schok krijgen.
Naar stopcontact
P
RINTER INSTALLEREN
2
2.13