Menu: Configuratie
Relaisuitgang QX
De instellingen van de relaisuitgangen
regelen naar keuze de overeen-
komstige bijkomende functies voor de
basisschermen.
Circulatiepomp drinkwater Q4
De aangesloten pomp dient als circu-
latiepomp voor het drinkwater.
De tijdelijke bediening van de pomp
kan geregeld worden in het bedienings-
vlak "drinkwater" in de bedieningsregel
"vrijgave circulatiepomp". (Regelnr.
1660)
Elektrische bijverwarming drink-
water K6
Met de aangesloten elektrische bij-
verwarming kan het drinkwater overeen-
komstig het menu "drinkwaterboiler"
bedieningsregel "elektrische
bijverwarming" geladen worden.
De elektrische bijverwarming moet
voorzien zijn van een veiligheids-
thermostaat !
De elektrische bijverwarming bedrijfs-
modus bedieningsregel 5060 moet
dienovereenkomstig zijn ingesteld.
Collectorpomp Q5
Voor een zonne-energiecollector is een
circulatiepomp voor de collector-
kring nodig.
H1-pomp Q15
De H1-pomp kan voor een bijkomende
verbruiker aangewend worden. Samen
met een externe vraag naar warmte
aan ingang H1 kan deze bijvoorbeeld
voor een toestel met heteluchtver-
warming gebruikt worden.
Ketelpomp Q1
De aangesloten pomp wordt gebruikt
voor de ketelwatercirculatie, bijv.
tussen de ketel en het hydraulisch
scheidingsfilter.
Bypasspomp Q12
De aangesloten pomp dient als bypass
voor de ketel en kan gebruikt worden
voor de verhoging van de ketelterugloop.
Alarmuitgang K10
Het alarmrelais signaleert een eventueel
defect als zich een fout voordoet. Het
contact wordt met een vertragingstijd
van 2 minuten gesloten. Wanneer het
defect verholpen is, d.w.z. dat de
foutmelding verdwenen is, dan wordt
het contact onmiddellijk geopend.
Wanneer het defect niet onmiddellijk
verholpen kan worden, kan het alarm-
relais toch gereset worden. Dit gebeurt
in het bedieningsvlak "fout". (regelnr.
6710).
46
Regelnr.
Bedieningsregel
5890
Relaisuitgang QX1, 2., 3
5891
Geen
5892
Circulatiepomp Q4
Elektrische bijverwarming TWW K6
Collectorpomp Q5
H1-pomp Q15
Ketelpomp Q1
Bypasspomp Q12
Alarmuitgang K10
2. Pompfase HK1 Q21
2. Pompfase HK2 Q22
2. Pompfase HKP Q23
Pomp verwarmingskring HKP Q20
H3-pomp Q18
Toevoerpomp Q14
Toestelblokkeerklep Y4
Vaste brandstofketel pomp Q10
2. Pompfase
Met deze functie kan een 2-fasige
verwarmingskringpomp aangestuurd
worden, waarmee bij gereduceerde
verwarming (bijv. 's nachts lager) het
pompvermogen verminderd kan
worden.
e
1
fase
Uitgang Q2/Q6/Q20
uit
aan
aan
Pomp verwarmingskring HKP Q20
voor glijdende kringen.
De pompverwarmingskring P wordt
geactiveerd. – Schakelklokprogramma.
Voor de verwarmingskring P staat
uitsluitend het schakelklokprogramma
3/HKP ter beschikking. Zie daarvoor
ook het menu "Schakelklokprogramma
HKP".
H3-Pomp Q18
De H3-pomp kan voor een extra ver-
bruiker worden gebruikt. Samen met
een externe warmteopvraag bij ingang
H3, kan de toepassing bijv. voor een
luchtverwarmingsapparaat enz. worden
toegepast.
Toevoerpomp Q14
De aangesloten pomp dient als
toevoerpomp, die als warmtetoevoer
voor andere verbruikers kan worden
gebruikt. De toevoerpomp wordt
geactiveerd, zodra een warmteopvraag
van een verbruiker bestaat. Bestaat
geen warmteopvraag dan schakelt de
pomp met uitloop uit.
Daarbij wordt voor de 1ste fase
van de pomp met het multifunctionele
relais QX de 2de fase op de volgende
wijze ingeschakeld:
e
2
fase
Uitgang Q21/Q22/Q23
uit
uit
aan
Toestelblokkeerklep Y4
Is er voldoende warmte in de buffer-
boiler aanwezig, dan kunnen de ver-
bruikers hun behoefte aan warmte
daarvan betrekken. – de warmte-
toestellen mogen niet geactiveerd
worden.
De automatische toestelblokkering
blokkeert de warmteproducenten en
koppelt ze met een omschakelklep Y4
hydraulisch van de rest van de
installatie af. Daarmee betrekken de
warmteverbruikers hun energie van de
bufferboiler en een foute circulatie door
de warmtetoestellen is uitgesloten.
Vaste brandstofketelpomp Q10
Voor de verbinding van een vaste
brandstofketel is een circulatiepomp
voor de ketelkring noodzakelijk.
Fabrieksinstelling
Geen
Pomptoestand
Uit
Gedeeltelijke last
Volledige last