2. Indicator voor GPRS - Geeft aan dat uw telefoon een
snelle GPRS-netwerkverbinding (General Packet Radio
Service) gebruikt. Met GPRS kunnen gegevens sneller
worden overgebracht. Overige indicators:
* = GPRS PDP-context
actief
3. Indicator voor signaalsterkte - Geeft door middel van verticale
staafjes de sterkte van de netwerkverbinding aan. U kunt niet
bellen of gebeld worden als de indicator ! (geen signaal) of )
(geen overdracht) wordt weergegeven.
4. Indicator voor roaming - De indicator voor roaming
ã wordt weergegeven als uw telefoon een ander
netwerk dan uw basisnetwerk gebruikt of zoekt. Overige
indicators:
8 = 2,5G basis
: = 2G basis
5. Indicator voor gespreksstatus - Geeft de
gespreksstatus van uw telefoon weer. Bij SIM-kaarten
met een functie voor een tweede lijn geeft deze indicator
de actieve lijn weer. Indicators kunnen zijn:
? = telefoon in gesprek
@ = lijn 1 actief
A = lijn 1 actief, gesprek
doorschakelen aan
44 - De telefoon leren gebruiken
10. Indicator voor locatie - Het is mogelijk dat uw
telefoon tijdens een gesprek met het alarmnummer
informatie aan het netwerk verstrekt over de locatie.
Indicators geven aan wanneer uw telefoon deze
informatie verzendt:
Ö = locatie aan
De navigatietoets gebruiken
Druk op de navigatietoets voor vijf
richtingen S op omhoog, omlaag, naar
links of naar rechts om door het
menusysteem te bladeren, opties in het
menu te markeren, functie-instellingen
te wijzigen en spelletjes te spelen. Druk
op de selectietoets in het midden C van
de navigatietoets voor vijf richtingen om
een gemarkeerd menu-item te
selecteren. De selectietoets in het
midden werkt gewoonlijk net als
de rechtersoftwaretoets + .
46 - De telefoon leren gebruiken
, = GPRS-pakketgegevens
beschikbaar
9 = 2,5G roaming
; = 2G roaming
> = gesprek doorschakelen
aan
B = lijn 2 actief
C = lijn 2 actief, gesprek
doorschakelen aan
Ñ = locatie uit
6. Indicator voor Messaging Presence - Wordt
weergegeven als Instant Messaging (IM) is
ingeschakeld. Indicators kunnen zijn:
P = IM ingeschakeld
_ = bezet
J = beschikbaar voor
telefoongesprekken
Als een Java™-toepassing actief is, kan hier de indicator `
(Java-midlet) worden weergegeven.
7. Indicator voor berichten - Wordt weergegeven als u
een nieuw bericht hebt ontvangen. Indicators kunnen
zijn:
r = SMS-bericht
s = voicemail- en
SMS-bericht
a = actieve chatsessie
8. Indicator voor batterijniveau - Geeft door middel van verticale
staafjes het laadniveau van de batterij aan. Laad de batterij op als
%DWWHULM ]ZDN
wordt weergegeven en u het batterijsignaal hoort.
9. Indicator voor meldingsprofiel - Geeft aan welk
meldingsprofiel is ingesteld.
y = luide beltoon
| = VibraCall
{ = stil
Menu's gebruiken
Druk voor het hoofdmenu op M in het startscherm.
Met S kunt u naar een menupictogram in het hoofdmenu
bladeren en dit markeren. Selecteer de gemarkeerde menufunctie
( + ) of C .
.,(6
met een druk op
I = beschikbaar voor IM
Q = onzichtbaar voor IM
X = off line
t = voicemailbericht
d = IM-bericht
z = zachte beltoon
} = VibraCall dan beltoon
De telefoon leren gebruiken - 45
De telefoon leren gebruiken - 47