6-3. Hulpscherm voltmeter/ampèremeter
V
1
HE.L P−1
V
2
HE.L P−2
V
3
HE.L P−3
.
Alle richtingen zijn t.o.v. de voorzijde van
het
apparaat.
Alle
waarnaar wordt verwezen bevinden zich
in het apparaat.
1
Hulpscherm 1
Geeft een storing aan in de primaire
stroomkring. Als dit scherm te zien is, neem
dan contact op met een door de fabrikant
erkend servicebedrijf.
2
Hulpscherm 2
Geeft een storing aan in het thermische
beveiligingscircuit. Als dit scherm te zien is,
neem dan contact op met een door de
fabrikant erkend servicebedrijf.
3
Hulpscherm 3
6-4. Storingen
Probleem
Geen uitgangsspanning voor het lassen; het
apparaat werkt totaal niet.
Geen uitgangsspanning om te lassen; de meter
staat op ON.
Onregelmatige of onjuiste lasuitgangsspanning.
Geen 115V AC uitgangsspanning bij de duplex
contrastekker of de "14"-contrastekker voor de
afstandsbediening.
Geen 24 volt AC uitgangsspanning bij de
"14"-contrastekker voor de afstandsbediening.
OM-2254 Pagina 22
A
A
A
Geeft aan dat de linkerkant van het apparaat
oververhit is. Het apparaat is gestopt om de
schakelingen
ventilator de gelegenheid te geven om het af
te koelen (zie Sectie 3-3). Wanneer het
apparaat is afgekoeld, kunt u verder werken.
4
Hulpscherm 5
Geeft aan dat de rechterkant van het
apparaat oververhit is. Het apparaat is
gestopt om de ventilator de gelegenheid te
geven om het af te koelen (zie Sectie 3-3).
Wanneer het apparaat is afgekoeld, kunt u
verder werken.
5
Hulpscherm 6
Geeft aan dat er op maximale ingaande
stroomsterkte wordt gewerkt. Het apparaat
heeft een maximaal toegestane ingaande
Zet de lijnscheidingsschakelaar aan (zie Sectie 4-2).
Controleer de lijnzekering(en) en vervang ze indien noodzakelijk; of stel de stroomonderbreker weer
in (zie Sectie 4-2).
Controleer of de voeding goed is aangesloten (zie Sectie 4-2).
De ingaande spanning is buiten het toegestane variatiebereik (zie Secties 4-2 en 4-3).
Kijk de afstandsbediening na, repareer hem of vervang hem.
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen met de ventilator aan (zie Sectie 3-3).
Gebruik een laskabel van het juiste formaat en type (zie Sectie 4-4).
Reinig alle laskoppelingen en draai ze vast.
Controleer of de polariteit juist is.
Aanvullende beschermer CB1 weer op de beginstand zetten (zie Sectie 4-6).
Aanvullende beschermer CB2 weer op de beginstand zetten (zie Sectie 4-6).
V
4
HE.L P−5
V
5
HE.L P−6
V
6
HE.L P−8
stroomsterkte. Naarmate de lijnspanning
toeneemt, neemt ook de vereiste ingaande
stroomsterkte toe. Als de lijnspanning te laag
is, wordt het uitgangsvermogen beperkt door
de ingaande stroomsterkte. Wanneer deze
grens wordt bereikt, verlaagt het apparaat
automatisch het uitgangsvermogen teneinde
door te kunnen werken. Als dit op het display
te zien is, laat dan een gediplomeerde
elektricien
controleren.
6
Hulpscherm 8
Duidt op een storing in de secundaire
stroomkring van het apparaat. Als dit scherm
te zien is, neem dan contact op met een door
de fabrikant erkende serviceagent.
Oplossing
A
A
A
de
ingaande
spanning