ZELFAANDRIJVENDE HOOGWERKER LIGHTLIFT 2010
W
ERKFASEN VOOR HET RIJDEN
Controleer, voordat gereden wordt, eerst:
‑
Of alle, eerder in dit hoofdstuk beschreven voorschriften in acht genomen zijn.
‑
Of de grond waarover gereden gaat worden compact is en een dergelijk draagvermogen
heeft dat het gewicht van de machine verdragen kan.
‑
Of het gebied waardoor gereden wordt geen obstakels heeft, rekening houdend met het
totale ruimtebeslag van de machine.
‑
Of de machine geheel gesloten en uitgelijnd is en in de transportpositie of in de stabilisa‑
tiepositie staat, of met de jib‑arm geheel of gedeeltelijk opgetild in de transportpositie of
in de stabilisatiepositie. Deze configuratie is ALLEEN TOEGESTAAN WANNEER DIT
STRIKT NOODZAKELIJK IS.
‑
Selecteer de rijsnelheid op grond van de noodzaak en van bovenstaande voorschriften,
door de betreffende knop te gebruiken en de selectie op het display te controleren.
‑
Gebruik joysticks 1 en 8 om de aandrijvingen te bewegen.
‑
Als geprobeerd wordt de aandrijvingen te activeren terwijl één of meer stabilisatiepoten
op de grond staan, zal een foutbericht op het display verschijnen dat waarschuwt dat de
stabilisatiepoten opgetild moeten worden om te kunnen rijden.
R
IJDEN OVER HELLEND TERREIN
De maximumhelling waarover gereden mag
worden, staat vermeld bij de technische gege‑
vens van de machine, op de eerste pagina's van
deze handleiding.
Tijdens het rijden over hellend terrein, moeten
de laagste stabilisatiepoten, als extra veiligheid,
verlaagd worden tot vlakbij de grond, in geval
de hellinggraad onverhoeds mocht veranderen.
76
HINOWA
MULL201060113