ZELFAANDRIJVENDE HOOGWERKER LIGHTLIFT 2010
bereikt wordt, alvorens de hoogwerker te activeren.
‑
Wanneer men in de hoogwerkerbak klimt, moet het veiligheidstuig onmiddellijk aan de
betreffende verankerpunten bevestigd worden, voordat ongeacht welke manoeuvre uit‑
gevoerd wordt. Men dient eraan te denken dat het veiligheidstuig PERIODIEK gecontro‑
leerd en NAGEKEKEN moet worden.
‑
Indien de druk van de stabilisatiepoten op de grond de toelaatbare druk op de grond
overschrijdt, dient men het draagoppervlak te vergroten door speciale platen of een
onderlaag van stabiel materiaal (hout bijvoorbeeld) tussen het terrein en de stempel van
de stabilisatiepoot aan te brengen. Deze tussenplaten moeten een goede wrijving/hech‑
ting met de grond eronder en met de stempel van de stabilisatiepoot garanderen. Ieder
risico van glijden van de machine over het terrein/grond moet weggenomen worden.
6.4.1 C
ONTROLES VÓÓR HET BEGIN VAN DE WERKZAAMHEDEN
Handel iedere dag als volgt, alvorens de machine te gebruiken:
‑
Controleer of de hydraulische installatie van de machine niet lekt. Bij lekken dient men
de benodigde reparaties uit te voeren en het hydraulische oliepeil te herstellen (zie de
paragraaf over de onderhoudswerkzaamheden). Reinig de zone met een oplosmiddel of
een reinigingsmiddel en water onder druk en vermijd contact met de elektrische delen.
‑
Controleer of er geen beginselen van corrosie zijn en of zich in de nabijheid van de lasna‑
den geen barsten bevinden.
‑
Controleer de intacte staat en de correcte spanning van de rubber rupsbanden (zie de
paragraaf over de onderhoudswerkzaamheden).
‑
Controleer of er geen kapotte, beschadigde of ontbrekende componenten zijn. Contro‑
leer of de stopschroeven van de pennen en de veiligheidsmoeren of ‑ringmoeren correct
aangespannen zijn. Vervang, span en regel deze componenten volgens de instructies van
de fabrikant van de hoogwerker, alvorens de machine in gebruik te nemen.
‑
Neem puin weg dat brand of schade kan veroorzaken en let bijzonder goed op de bedie‑
ningszone van de machine en op de zone rondom de diesel‑/benzinemotor.
‑
Verwijder olieresten of puin van alle handvaten, treeplanken en bedieningshendels, die
de volledige veiligheid van de uit te voeren manoeuvres kunnen compromitteren en ook
de persoonlijke veiligheid van de operator zelf in gevaar kunnen brengen. Controleer de
intacte staat van de controlelampjes en van de elektrische bedieningsorganen van het
elektrische bedieningspaneel op de hoogwerkerbak.
‑
Controleer de staat van de stickers op de machine, die goed leesbaar moeten zijn.
‑
Controleer of er een voldoende hoeveelheid brandstof in de brandstoftank zit om onno‑
dige stilstanden en nooddalingen te vermijden.
‑
Controleer de correcte werking van alle veiligheidsvoorzieningen.
70
HINOWA
MULL201060113