Beschrijving van toetsen, indicatoren en symbolen
10
De toets Aan/uit wordt gebruikt om de N-560 aan of uit te zetten.
De toets Alarmonderdrukking wordt gebruikt om tijdens de
alarmonderdrukkingsperiode een actueel alarm te onderdrukken. Zodra
een alarm is onderdrukt, kunt u het alarm opnieuw activeren of de
alarmonderdrukking opheffen door nogmaals op de toets te drukken.
Deze wordt ook gebruikt om de alarmonderdrukkingsperiode en het
alarmvolume te bekijken en in te stellen.
De toets Hoger instellen wordt gebruikt om de alarmgrenswaarden, de
alarmonderdrukkingsduur, het pulspieptoonvolume, het alarmvolume en
de baudrate van de datapoort hoger in te stellen. De toets Hoger
instellen wordt gebruikt om het communicatieprotocol en de instellingen
voor tijd te selecteren. Druk één keer op de toets Hoger instellen om de
display met één getal te verhogen. Indien u de toets Hoger instellen
langer dan één seconde ingedrukt houdt, tellen de getallen op de display
verder.
De toets Lager instellen wordt gebruikt om de alarmgrenswaarden, de
alarmonderdrukkingsduur, het pulspieptoonvolume, het alarmvolume en
de baudrate van de datapoort lager in te stellen. De toets Lager instellen
wordt gebruikt om het communicatieprotocol en de instellingen voor tijd
te selecteren. Druk één keer op de toets Lager instellen om de display
met één getal te verlagen. Indien u de toets Lager instellen langer dan
één seconde ingedrukt houdt, tellen de getallen op de display verder.
De toets SpO
-alarmgrens wordt gebruikt om de SpO
2
bekijken. Wanneer de toets SpO
Alarmgrens pulsfrequentie gedurende ongeveer drie seconden wordt
ingedrukt, worden de menu-opties geactiveerd.
De toets Alarmgrens pulsfrequentie wordt gebruikt om de alarmgrens
voor de pulsfrequentie te bekijken. Wanneer de toets Alarmgrens
pulsfrequentie tegelijkertijd met de toets SpO
ongeveer drie seconden wordt ingedrukt, worden de menu-opties
geactiveerd.
-alarmgrens te
2
-alarmgrens tegelijkertijd met de toets
2
-alarmgrens gedurende
2