UDB
Geeft informatie over Ethernet-activiteit.
Netwerkgroepen
Deze functie wordt gebruikt voor het beheren van de
parameterinstellingen, globaal of in groepen van units. De functie
wordt gebruikt op grotere boten, waar meerdere units via een
netwerk zijn verbonden. Door verschillende units aan dezelfde
groep toe te wijzen, wordt een parameterupdate op één unit ook
doorgevoerd op de andere units in de groep.
Als voor een van de instellingen actief beheer nodig is, stelt u de
groep in op Geen.
Demping
Indien gegevens onjuist of te gevoelig zijn, kan demping worden
toegepast om de informatie stabieler te maken. Wanneer demping
niet is ingeschakeld, worden de gegevens in ruwe vorm
gepresenteerd, zonder demping.
Kalibratie
Er kan een offset (positief of negatief) worden toegepast om fouten
in gegevens uit NMEA2000 bronnen te herstellen. De offset wordt
ingesteld op het NMEA 2000 apparaat.
Ú Notitie:
Selecteer de geavanceerde optie om de lokale offsets
alleen voor dit scherm aan te passen.
Ú Notitie:
Het is normaal gesproken niet mogelijk om sensoren
van derden te kalibreren. Er kan echter een lokale offset worden
toegepast.
Installatie NMEA 2000
Waypoint ontvangen
Hiermee kunnen waypoints worden ontvangen van apparaten die
een waypoint verzenden via het NMEA 2000 netwerk.
Wanneer het waypoint op het andere apparaat wordt gemaakt,
wordt een waypoint ontvangen als de volgende instellingen zijn
geconfigureerd:
Systeem instellen
| Vulcan Series Installatiehandleiding
53