8.9 Opties /accessoires
8.9.1 Waterdruksensor
De waterdruksensor zorgt ervoor dat de ketel op blokke-
ring gaat (met blokkeringcode b ^@) bij het bereiken
van een minimale waterdruk (fabrieksinstelling 1,0 bar,
zie ook par. 13.2.12). De waterdruksensor dient te wor-
den aangesloten op de 5-pins contrastekker X22 bij de
24 Volt-klemmenstrook.
Door het tegelijkertijd indrukken van de s- en de e-
toets gedurende 2 seconden, wordt de aanwezigheid
van de waterdruksensor in de automaat vastgelegd.
8.9.2 Gaslekschakelaar (VPS)
De gaslekcontrole controleert en stuurt (indien deze
optie is geactiveerd) de veiligheidsafsluiters van het
gasmultiblok door het zogenaamde VPS- systeem. De
test vindt plaats voor de voorspoelfase van de ketel. Bij
lekkage in het gasmultiblok zal de ketel vergrendelen en
storingscode 89 of 90 op het display tonen.
De gaslekschakelaar dient te worden aangesloten op de
3-pins contrastekker X21 bij de 24 Volt-klemmenstrook.
De aanwezigheid van de gaslekschakelaar dient m.b.v.
parameter J in de instelmode ingesteld te worden (zie
par. 13.2.13).
8.9.3 Minimum gasdrukschakelaar
De minimum gasdrukschakelaar zorgt ervoor dat de
ketel op blokkering gaat (blokkeringcode b @^) bij
het bereiken van een te lage gasvoordruk. De minimum
gasdrukschakelaar dient te worden aangesloten op de
3-pins contrastekker X21 bij de 24 Volt-klemmenstrook.
Bij gebruik moet eerst de draadbrugconnector verwij-
derd worden. De aansluiting wordt automatisch door de
ketelbesturing herkend.
8.9.4 Rookgasklep
Een rookgasklep voorkomt, bij cascadetoepassing , dat
de rookgassen via een buiten bedrijfszijnde ketel wor-
den afgevoerd. De ketel is daarmee geschikt voor over-
drukinstallaties.
De rookgasklep dient te worden aangesloten op de 4-
pins contrastekker X14 bij de 230 Volt-klemmenstrook.
8.9.5 Smoorklep
Bij een cascadeopstelling, zorgt een smoorklep ervoor
dat, een niet in bedrijfszijnde ketel, hydraulisch is afge-
koppeld. Als de smoorklep helemaal open is, wordt het
ketelvrijgavecontact gesloten.
De smoorklep dient te worden aangesloten op de klem-
men X27-11, X27-12 en X27-13 van de 230 Volt-klem-
menstrook.
De eindschakelaar van de smoorklep dient op de vrij-
gave ingang op klemmen X29-3 en X29-4 te worden
aangesloten (eerst draadbrug verwijderen).
Na het uit bedrijf gaan van de ketel, blijft de smoorklep
open staan gedurende de op de automaat ingestelde
nadraaitijd van de pomp (dit geldt ook wanneer er geen
pomp op de automaat aangesloten is). Zie par. 8.10.1
en par. 13.1.2.
8.10 Overige aansluitingen
8.10.1 Circulatiepomp
De Remeha Gas 310 ECO is voorzien van een aan/uit-
pompschakeling, waarmee een externe circulatiepomp
aangesloten kan worden van 230 Volt (50Hz) / 2 Ampè-
re. Deze pomp wordt om de 24 uur even ingeschakeld
om vastzitten te voorkomen (24-uurs pompbedrijf).
De aan/uit pomp dient te worden aangesloten op de
aansluitklemmen X27-8, X27-9 en X27-10 .
Door een programmakeuze op het gebruikersniveau kan
naar wens de nadraaitijd van de circulatiepomp na einde
warmtevraag ingesteld worden (zie par.13.1.2).
f
Let op!!
fase / nulgevoelig!
Contactbelasting aansluitklemmen X27-9 en X27-10:
Spanning
Maximale stroom
De waterzijdige weerstand bij een dT van 20° voor de
verschillende vermogensvarianten van de Remeha Gas
310 ECO is te vinden in tabel 02, par. 4.2
8.10.2 Vorstbeveiliging
De ketel moet in een vorstvrije ruimte worden opgesteld
i.v.m. mogelijke bevriezing van de condensafvoerleiding.
Als het cv-water te ver in temperatuur daalt, treedt de
ingebouwde ketelbeveiliging in werking.
Als de aanvoerwatertemperatuur:
- lager is dan 7°, dan wordt de, op de ketel aangeslo-
ten, externe circulatiepomp door de automaat inge-
schakeld;
- lager is dan 3°, dan wordt de ketel met minimaal ver-
mogen ingeschakeld;
- hoger wordt dan 10°, dan worden ketel en circula-
tiepomp weer uitgeschakeld. De pomp heeft nu een
vaste nadraaitijd van 15 minuten.
f
Let op!!
Dit is dus alleen een beveiliging voor
de ketel. Een eventuele vorstthermostaat (minimaalther-
mostaat) kan aangesloten worden op klemmen X29-9
en X29-10.
29
: 230 Volt
: 2 Ampère.