7. Ingestelde waarden
aanpassen
Eén pistool
Alle pistolen in het systeem
(SET ALL)
E 2000 Nordson Corporation
Alle rechten voorbehouden
De operator kan de bedrijfsmodi en instellingen aanpassen van een
individueel pistool of van alle pistolen in het systeem tegelijkertijd.
Ga als volgt te werk om de bedrijfsmodi en de instellingen van de
pistolen aan te passen.
Ga als volgt te werk om de instellingen van een individueel pistool aan te
passen.
1. Zie afbeelding A 5-2. Druk op de pistoolselectietoets (1) van het
pistool dat u wilt aanpassen. De LED links van de pistoolselectietoets
gaat aan.
2. Pas de bedrijfsmodi en de ingestelde waarden aan zoals gewenst.
3. Druk op de pistooltriggertoets (2) om het sproeipatroon te
controleren.
Ga als volgt te werk om de instellingen van alle soortgelijke pistolen in
het systeem aan te passen.
OPMERKING: Verschillende pistooltypes (Tribomatic, Versa-Spray en
Sure Coat) kunnen niet tegelijk worden aangepast door te drukken op
SET ALL.
1. Zie afbeelding A 5-2. Druk op de pistoolselectietoets (1) van het
pistool waarvan u de instellingen wilt kopiëren naar alle andere
pistolen van hetzelfde type.
2. Druk op de SET ALL–toets (7). De LED van de toets gaat aan.
3. Stel de besturingsmodus en de AFC–instelling in op de gewenste
waarden. Alle soortgelijke pistolen in het systeem worden in real time
ingesteld op dezelfde besturingsmodus en AFC–waarde.
4. Druk op de SET ALL–toets om de SET ALL–modus te verlaten.
5. Druk op de ALL–toets (9) om de sproeipatronen te controleren.
213 061A
Uitgave 07/00
Gebruik
A 5-9
Handleiding 33-27A1