A 2-6
Beschrijving
Tabel A2-2 Bedieningsinstrumenten en indicatoren op het frontpaneel
Item
Component
18
Groeptriggertoetsen
19
LOCAL–toets
20
F1/F2–toets
21
PURGE–toetsen
22
Nordson–toets
µA –LED's
23
µA–toets
24
Handleiding 33-27A1
Bedieningsinstrumenten en indicatoren
Om pistoolgroepen in te stellen en te triggeren.
PGM: Activeert de programmeermodus zodat de pistolen kunnen
worden ondergebracht in groepen.
A, B, C, D: Triggert een individuele pistoolgroep.
ALL: Triggert alle pistolen in het systeem tegelijkertijd.
Indien van toepassing, schakelt de besturing van het systeem over van
de centrale besturing naar de toepassingsbesturing of de PLC op een
andere locatie. De centrale besturing stuurt het systeem als de
LOCAL–LED brandt.
Alleen voor F1/F2–systemen: schakelt tussen debiet 1 en debiet 2 .
GUN: Spoelt het poedertraject van alle pistolen in het systeem.
SYST: Spoelt alle systeemcomponenten, met inbegrip van pistolen,
slangen en pompen.
OPMERKING: Deze toets werkt alleen in systemen die voorzien zijn
van de desbetreffende optionele spoelmodules.
Brengt het systeem in diagnosemodus zodat u de foutcodes kunt
bekijken.
Geeft aan welke schaal voor het staafdiagram op dit moment actief is.
Schakelt tussen de schalen van de staafdiagrammen. Het totale bereik
van het staafdiagram kan 50 of 100 µA zijn voor IPS–pistolen dan wel
5 of 10 µA voor Tribomatic–pistolen.
Display
Zie afbeelding A 2-3 en tabel A 2-3. Het display geeft de status van het
poedersproeien, de elektrostatische lading en de ingestelde waarden
weer. Het staafdiagram geeft een grafische voorstelling van de waarde
op het digitale scherm.
213 061A
Uitgave 07/00
(vervolg)
(vervolg)
Beschrijving
E 2000 Nordson Corporation
Alle rechten voorbehouden