VERDERAIR VA 15 en VA 20:
prestatiegrafieken
Vloeistofuitlaatdruk
Testomstandigheden:
100
(0,7, 7)
80
(0,55, 5,5)
60
(0,41, 4,1)
40
(0,28, 2,8)
20
(0,14, 1,4)
0
De vloeistofuitlaatdruk (MPa/bar/psi) bij een specifieke vloeistofdoorstroming (l/min./g/min.) en de werkluchtdruk
(MPa/bar/psi) bepalen:
1. Zoek de stroomsnelheid van de vloeistof op onder in het schema.
2. Volg de verticale lijn tot het snijpunt met de gekozen kromme voor de vloeistofuitlaatdruk.
3. Volg de schaal naar links en lees daar de vloeistofuitlaatdruk af.
Pomp is getest in water met de inlaat ondergedompeld.
A
B
C
0
2
4
(7,6)
(15,2)
Vloeistofdrukkrommen
A bij een luchtverbruik van 0,7 MPa (7 bar, 100 psi)
B bij een luchtverbruik van 0,48 MPa (4,8 bar, 0,48 MPa)
C bij een luchtverbruik van 0,28 MPa (2,8 bar, 40 psi)
6
8
(22,7)
(30,3)
(37,9)
VLOEISTOFSTROOM –l/min. (g/min.)
10
12
14
(45,4)
(53,0)
16
(60,6)
819.0380
35