KNX aanwezigheidsmelder PresenceLight 180/360 KNX
2.4.3 A kanaal licht
Parameternaam
Bedieningswijze
Nalooptijd licht
Gewenste lichtsterkte
Ruimtecorrectiefactor
Theben HTS AG
Waarden
Betekenis
Volautomatisch In de <bedrijfsmodus> „Volautomatisch" schakelt of regelt het kanaal licht automa-
tisch de verlichting afhankelijk van de aanwezigheid en lichtsterkte van de omgeving.
Het uitschakelen vindt automatisch plaats.
Halfautomatisch In de <bedrijfsmodus> „Halfautomatisch" moet de verlichting altijd handmatig met
impulsdrukkers of de afstandsbediening worden ingeschakeld. Het uitschakelen vindt
automatisch plaats.
•
Schakelen (AAN/UIT): de aanwezigheidsmelder schakelt de verlichting in resp. uit.
•
Constante lichtregeling: de aanwezigheidsmelder schakelt naar de ingestelde
gewenste lichtsterkte resp. schakelt uit.
Zie pagina hoofdstuk 3
30 s – 60 min
De nalooptijd kan tussen 30 seconden en 60 minuten worden ingesteld. Bij elke her-
kende beweging wordt de nalooptijd opnieuw gestart.
10 min
De nalooptijd past zich zelflerend aan het gebruikersgedrag aan. De nalooptijd kan
automatisch tot max. 30 minuten worden verhoogd resp. weer tot de ingestelde mini-
mumtijd worden verlaagd. De nalooptijd wijzigt zich niet zelflerende bij een instelling
<=2 minuten of >=30 minuten.
Bij een lichtsterkte instelling van <= 2.0 en een nalooptijd licht van <= 2 min: geldt
een snellere reactietijd op wijzigingen van de omgevingslichtsterkte bij het aansturen
van lichtgroepen.
De nalooptijd geldt voor beide kanalen licht gezamenlijk.
<Regelingstype> schakelen: de gewenste lichtsterkte bepaalt de minimaal gewenste
lichtsterkte. De momenteel aanwezige lichtsterkte wordt onder de aanwezigheidsmelder
gemeten. Is de aanwezige lichtsterkte lager dan de gewenste waarde, dan wordt het
licht, voorzover aanwezigheid wordt herkend, ingeschakeld.
<Regelingstype> constante lichtregeling: de bepaalde gewenste lichtsterkte wordt
door het regelen//dimmen van de lampen ingesteld (object 1 - 3 en 8 - 9)
5–2000 lx
De gewenste lichtsterkte kan trapsgewijs tussen 5–2000 lx worden ingesteld.
500 lx
Bij een lichtsterkte instelling van <= 2.0 en een nalooptijd licht van <= 2 min: geldt
een snellere reactietijd op wijzigingen van de omgevingslichtsterkte bij het aansturen
van lichtgroepen.
Vooraf is deze op 500 lx ingesteld.
Meting UIT
<Regelingstype> Schakelen:
(alleen afhankelijk
- de gewenste lichtsterkte kan met de instelling „geen meting, alleen afhankelijk
van aanwezigheid)
van aanwezigheid" worden gedeactiveerd.
De management-afstandsbediening SendoPro dient ter ondersteuinng van de instelling
van de gewenste lichtsterkte.
0.05–10 De ruimtecorrectiefactor is een maat voor het verschil tussen de gemeten lichtsterkte
bij het plafond en op de werkplek.
De gemeten lichtsterkte bij het plafond wordt beïnvloed door de montageplaats, de
lichtinval, de zonnestand, de weersomstandigheden, de reflectie-eigenschappen van
de ruimte en het meubilair.
Met de ruimtecorrectiefactor wordt de gemeten lichtsterkte van de aanwezigheidsmel-
der aan de omstandigheden in de ruimte aangepast en kan zo op de gemeten luxwaar-
de op het vlak onder de aanwezigheidsmelder worden gelijkgesteld.
0.3 Standaardwaarde, is voor de meeste toepassingen geschikt.
Pagina 19 van 50
Technische wijzigingen en drukfouten voorbehouden