Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Eigenschappen Van De Objecten Voor De Lichtregeling; Regeling Beginnen Met Waardetelegram; Regeling Beginnen Met Uit-Telegram - Theben HTS PresenceLight 180x-KNX Handboek

Inhoudsopgave

Advertenties

KNX aanwezigheidsmelder PresenceLight 180/360 KNX

2.3.3 Eigenschappen van de objecten voor de lichtregeling

Object
Objectnaam
Object 0
A kanaal licht
Object 0
A kanaal licht
Object 1
A kanaal licht
Object 2
A kanaal licht
Object 3
A kanaal licht
Object 4
A gewenste
lichtsterkte
Theben HTS AG
Functie
Beschrijving
Schakelen
In de <regelingstype> „Schakelen" zendt de schakeluitgang licht A bij het herkennen
van een beweging en onvoldoende lichtsterkte een AAN-telegram en na afloop van
de nalooptijd of bij voldoende lichtsterkte een UIT-telegram:
0 = afwezigheid of voldoende lichtsterkte (UIT)
1 = aanwezigheid en onvoldoende lichtsterkte (AAN)
Schakelen
Object 1 - 3 zijn beschikbaar als bij <regelingstype> „constante lichtregeling"
werd geselecteerd.
Lichter/donkerder
In de <regelingstype> „constante lichtregeling" worden de objecten 0 - 3 voor de
Waarde zenden
constante lichtregeling gebruikt. De constante lichtregeling werkt alleen als alle vier
Waarde retour-
objecten worden verbonden. De reactie verschilt afhankelijk van de ingestelde
melding
parameters:

Regeling beginnen met waardetelegram:

Bij het herkennen van een beweging en onvoldoende lichtsterkte wordt naar object 2
een waardetelegram gezonden. De actor schakelt in en dimt omhoog. Als de gewenste
waarde wordt bereikt, wordt naar object 1 een stoptelegram gezonden. De aanwe-
zigheidsmelder zendt via object 3 de opgevraagde, huidige dimwaarde naar de actor.
Op basis van deze dimwaarde vindt de regeling met 1-byte telegrammen naar object
2 plaats.

Regeling beginnen met UIT-telegram

Bij het herkennen van een beweging en onvoldoende lichtsterkte wordt naar object 0
een AAN-telegram gezonden. De actor schakelt in en dimt de voor de actor geparame-
treerde waarde omhoog. De aanwezigheidsmelder zendt via object 3 de opgevraagde,
huidige dimwaarde naar de actor. Op basis van deze dimwaarde vindt de regeling met
1-byte telegrammen naar object 2 plaats.
De aanwezigheidsmelder bezit geen specifieke impulsdrukker ingang, maar reageert
op impulsdrukkeropdrachten, die naar object 0 t/m 2 worden gezonden:
Let op de opmerkingen over de impulsdrukker bediening op pagina 28 hoofdstuk 3
Waarde
Object beschikbaar als bij <Gewenste lichtsterkte via bus instellen> „ja"
ontvangen
werd geselecteerd.
Daarmee kan de gewenste lichtsterkte tijdens het gebruik opnieuw worden ingesteld.
Ligt de ontvangen gewenste waarde buiten het waardebereik (5..2000 lux) of past de
gewenste waarde niet bij de momenteel ingestelde ruimtecorrectiefactor (zie instel-
grens), dan wordt de ontvangen gewenste waarde niet overgenomen.
De waarde wordt niet overgenomen als de ontvangen gewenste waarde buiten het
waardebereik van de gewenste lichtsterkte ligt. Object 4 zendt de opgeslagen waarde
van de momenteel actieve gewenste lichtsterkte terug.
Bij wijziging van de gewenste lichtsterkte met behulp van de SendroPro wordt de
nieuwe gewenste waarde verzonden.
Bij een storing stelt object 35 voor de storingsdiagnose de informatie met een 1-byte
waarde ter beschikking. Zie „Diagnose" pagina 14
Pagina 10 van 50
Technische wijzigingen en drukfouten voorbehouden

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Presencelight 360x-knx

Inhoudsopgave